ECLI:NL:RBDHA:2025:9039
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit tot inbewaringstelling van een asielzoeker en de vraag naar lichter middel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarbij aan de eiser de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die zich in de asielprocedure bevond, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 13 mei 2025, die via videoverbinding plaatsvond, was eiser aanwezig met zijn gemachtigde, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, waarbij hij aanvoerde dat de minister had moeten volstaan met een lichter middel dan de inbewaringstelling. Eiser stelde dat hij, gezien zijn asielprocedure, onderworpen had kunnen worden aan een meldplicht in plaats van inbewaringstelling. De rechtbank oordeelde echter dat de minister voldoende gemotiveerd had dat er geen lichter middel mogelijk was, verwijzend naar het onttrekkingsrisico dat bleek uit eerdere ervaringen van eiser in Nederland.
De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter G.W.B. Heijmans, in aanwezigheid van griffier F.E. Brokke, en werd openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.