ECLI:NL:RBDHA:2025:9019

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
NL25.22217
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring en belangenafweging in vreemdelingenrechtelijke context

Op 22 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser, die in beroep ging tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000 is opgelegd, met als doel de identiteit en nationaliteit van de eiser vast te stellen en gegevens te verkrijgen voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. Tijdens de zitting op 21 mei 2025 heeft de rechtbank de argumenten van de eiser gehoord, die stelde dat de belangenafweging door de minister onvoldoende zorgvuldig was en dat er een lichter middel had moeten worden opgelegd. De rechtbank oordeelde echter dat de gronden voor de bewaring feitelijk juist waren en dat de belangenafweging niet onzorgvuldig was. De rechtbank concludeerde dat er geen andere afdoende en minder dwingende maatregel dan de inbewaringstelling kon worden toegepast, en dat de maatregel niet in strijd was met het EVRM. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, evenals het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.22217

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.G.A.M. Halfers),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Procesverloop

Bij besluit van 8 mei 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 21 mei 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] 1996.
De maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser en met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. In de maatregel staan als zware gronden [1] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden [2] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Ter zitting heeft verweerder zware gronden 3d, 3f en 3i en de lichte grond 4b laten vallen.
4. Eiser voert aan dat sprake is van een motiveringsgebrek, nu verweerder een aantal gronden ter zitting heeft ingetrokken. Deze gronden zijn namelijk wel meegenomen in de belangenafweging. Bovendien blijft de maatregel, zoals deze aan eiser is uitgereikt, hetzelfde.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser de feitelijke juistheid van de zware gronden 3a, 3b en 3c en de overige lichte gronden niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden feitelijk juist zijn en voor zover nodig voldoende zijn toegelicht in de maatregel van bewaring. De gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen, zodat een risico op onttrekking is gegeven. Dat ter zitting enkele gronden zijn ingetrokken maakt de maatregel dan ook niet onrechtmatig. Dat in de uitgereikte maatregel deze gronden nog wel zijn gemotiveerd maakt niet dat voor eiser onvoldoende duidelijk is op welke gronden hij in bewaring zit en dat deze voldoende zijn om de maatregel te kunnen dragen. Daarnaast volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling dat de belangenafweging onzorgvuldig is geweest. Immers, ook nu een aantal zware gronden ter zitting is vervallen, mocht verweerder uitgaan van een risico op onttrekking en is in de belangenafweging beoordeeld of de persoonlijke omstandigheden zwaarder wegen dat het risico op onttrekking.
Lichter middel
6. Eiser voert aan dat een lichter middel had moeten worden opgelegd. De maatregel van bewaring is een schending van artikel 5, eerste lid, onder f, van het EVRM. [3] Daarnaast verwijst eiser naar de Guidelines 4.1, 4.2 en 4.3 van de UNHCR Detention Guidelines. [4] Tot slot voert eiser aan dat de maatregel in strijd met artikel 8 van het EVRM. Uit een nieuwsartikel van de Telegraaf [5] blijkt namelijk dat er regelmatig geweld plaatsvindt in het Detentiecentrum Rotterdam. Dit maakt een inbreuk op eisers psychische integriteit.
7. Gelet op de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd en het risico op het onttrekken aan toezicht dat daaruit voortvloeit, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat er in dit geval geen andere afdoende en minder dwingende maatregel dan de inbewaringstelling doeltreffend kon worden toegepast. Dat eiser stress ervaart en daardoor last heeft van haaruitval maakt dit niet anders. Verder leidt het nieuwsartikel van de Telegraaf niet tot een ander oordeel. Dit nieuwsartikel is bijna een jaar oud en is gebaseerd op incidenten in (ook) het (verdere) verleden. Niet is gebleken dat eiser in dezelfde omstandigheden verblijft.
Ambtshalve toets
8. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring in de te toetsen periode op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 22 mei 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
4.The UN Refugee Agency, “Detention Guidelines. Guidelines on the applicable criteria and standards relating to the detention of asylum-seekers and alternatives to detention.”
5.“Geweldsexplosie in detentiecentrum Rotterdam: zestig vreemdelingen op de vuist na drugscontrole”, 26 mei 2024.