ECLI:NL:RBDHA:2025:899
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Bewaring en grensdetentie in relatie tot psychische gesteldheid van de eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan de eiser was opgelegd op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.M.M. Heilbron, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie, die de maatregel had opgelegd. De rechtbank heeft de zaak behandeld in aanwezigheid van de eiser, zijn gemachtigde en een tolk, F.H.C.H. Said.
De rechtbank oordeelde dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig was, vooral vanwege de ernstige gevolgen voor de psychische gesteldheid van de eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser leed aan diverse psychische problemen, waaronder nachtmerries, angsttrillingen en suïcidale gedachten, en dat zijn toestand verslechterde. De rechtbank vond het in het belang van de eiser om te oordelen over de voortduring van de vrijheidsontneming, die als onevenredig bezwarend werd aangemerkt.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen met ingang van 15 januari 2025. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig was geworden op de dag van de opheffing. De rechtbank heeft de Minister van Asiel en Migratie veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.814,--. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.