ECLI:NL:RBDHA:2025:8960

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
NL25.5345
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Kameroense eiser met beroep op problemen met de overheid en binnenlands beschermingsalternatief

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een Kameroense eiser behandeld. De eiser, geboren in 1997 en van de Oku bevolkingsgroep, heeft op 17 april 2023 een asielaanvraag ingediend, die op 29 januari 2025 door de Minister van Asiel en Migratie als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 14 mei 2025 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven, ondanks de door de eiser aangevoerde beroepsgronden. De rechtbank concludeert dat de problemen die de eiser met de overheid in Kameroen heeft ervaren, niet geloofwaardig zijn. De rechtbank wijst op het feit dat de eiser zijn paspoort heeft verscheurd, wat zijn geloofwaardigheid ondermijnt. De rechtbank stelt vast dat er een binnenlands beschermingsalternatief is in de steden Yaoundé, Douala en Bafoussam, waar de eiser geen reëel risico op ernstige schade loopt. De rechtbank komt tot de conclusie dat de Minister van Asiel en Migratie zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de asielaanvraag van de eiser kennelijk ongegrond is. De rechtbank verklaart het beroep van de eiser ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.5345

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A. Jhingoer),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Ulutas).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] . Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. Eiser heeft op 17 april 2023 een asielaanvraag ingediend. Hij stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1997, van Kameroense nationaliteit te zijn en tot de Oku bevolkingsgroep te horen. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 29 januari 2025 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
4. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
5. De rechtbank heeft het beroep op 14 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
6. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Op 6 november 2022 hebben separatisten winkeliers in de straat van eisers winkel beroofd, maar niet de winkel van eiser. Diezelfde dag zijn er vier soldaten naar de winkel van eiser gekomen. Zij hebben eiser beschuldigd van samenwerking met de separatisten. De soldaten hebben eiser mishandeld en vervolgens naar het ziekenhuis gebracht. Die nacht is eiser uit het ziekenhuis ontsnapt toen zijn bewaker aan het slapen was. Eiser heeft een telefoon geleend om zijn vriend, tevens huisgenoot, te bellen, die eiser met de motor is komen ophalen. Vervolgens verbleef eiser thuis tot hij voldoende was hersteld. Er is een opsporingsbevel tegen eiser uitgevaardigd. Op 7 april 2023 heeft eiser Kameroen met hulp van een vriend van zijn vader via de luchthaven verlaten. Eiser vreest bij terugkeer naar Kameroen te worden mishandeld en vermoord.
7. Ter onderbouwing van zijn asielrelaas heeft eiser de volgende documenten overgelegd:
  • Een identiteitskaart;
  • Een rijbewijs;
  • Een medisch document;
  • Een opsporingsbevel;
  • Een uittreksel van de Kamer van Koophandel (hierna: KvK).
8. Bureau Documenten heeft onderzoek gedaan naar deze documenten en heeft de identiteitskaart en het rijbewijs met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid echt bevonden. Het medisch document, het opsporingsbevel en het uittreksel van de KvK zijn met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt bevonden.
Het bestreden besluit
9. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Problemen met de overheid.
10. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig, onder de kanttekening dat eiser zijn paspoort heeft verscheurd. Verweerder vindt eisers problemen met de overheid niet geloofwaardig.
11. Het geloofwaardig geachte asielmotief leidt er volgens verweerder niet toe dat eiser moet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Verweerder stelt zich ook op het standpunt dat eiser bij terugkeer naar Kameroen geen reëel risico op ernstige schade loopt. Eiser heeft weliswaar tot 2019 in de provincie North-West gewoond en van 2019 tot zijn vertrek in 2023 in de provincie South-West, waar sprake is van de hoogste mate van geweld waardoor eiser bij uitzetting in dat gebied een reëel risico op ernstige schade loopt, maar verweerder neemt een binnenlands vestigingsalternatief aan in Yaoundé, Douala en Bafoussam.
12. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser met het bestreden besluit van 29 januari 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw in verbinding met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en d, van de Vw.

De beroepsgronden

13. Eiser betoogt, kort gezegd, dat verweerder zijn problemen met de overheid ten onrechte ongeloofwaardig vindt. Daarnaast voert hij aan dat verweerder ten onrechte een binnenlands vestigingsalternatief heeft aangenomen in Yaoundé, Douala en Bafoussam.
De beoordeling door de rechtbank
De problemen met de overheid
14. Verweerder heeft aan eiser tegengeworpen dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Uit die bepaling volgt dat de vreemdeling alle documenten waarover hij beschikt moet overleggen en een bevredigende verklaring moet geven voor het ontbreken van andere relevante documenten.
15. Uit Werkinstructie 2024/6 volgt dat in beginsel niet aan de voorwaarde van 31, zesde lid, aanhef en onder b, van de Vw wordt voldaan als een vreemdeling een identiteits- of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit of nationaliteit werd vastgesteld, heeft achtergehouden, vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan. Uit het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee van 17 april 2023 blijkt dat eiser zijn paspoort heeft verscheurd. Verweerder heeft dit eiser niet ten onrechte tegengeworpen. Eisers verklaring dat hij er niets over weet heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden. Verweerder heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b, van de Vw.
16. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat eiser niet in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd (artikel 31, zesde lid, aanhef en onder e, van de Vw).
17. Verweerder heeft eiser in dit kader kunnen tegenwerpen dat hij met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid valse documenten heeft overgelegd. Zo is uit onderzoek van Bureau Documenten van 30 januari 2024 gebleken dat het door eiser overgelegde medisch rapport, het opsporingsbevel en het uittreksel van de KvK met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt zijn. Dit komt omdat de documenten wat betreft verschijningsvorm en opmaak en afgifte afwijken van het beschikbare vergelijkingsmateriaal. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder een forensisch rapport had moeten verstrekken en dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de documenten. De verklaring van Bureau Documenten is een deskundigenbericht. Indien eiser van mening is dat niet kan worden uitgegaan van de resultaten van het onderzoek van Bureau Documenten, ligt het op zijn weg om hier concrete aanknopingspunten over naar voren te brengen. Eiser heeft geen contra-expertise ingebracht tegen het onderzoeksresultaat van Bureau Documenten en heeft ook geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan het onderzoek aangevoerd. Verweerder mocht daarom uitgaan van het onderzoek van Bureau Documenten.
18. Verweerder werpt eiser daarnaast terecht tegen dat hij ongerijmd heeft verklaard over hoe hij de documenten heeft verkregen en dat zijn verklaringen niet overeenkomen met de inhoud van de documenten. Zo heeft eiser tijdens het nader gehoor verklaard dat hij niet aan een arts heeft gevraagd om hem uit het ziekenhuis te ontslaan, terwijl in het medisch rapport staat dat eiser de arts hier wel om heeft verzocht, omdat hij bang was om opnieuw te worden gearresteerd. Eiser heeft hier geen afdoende verklaring voor gegeven.
18. Verweerder heeft eiser verder in dit kader kunnen tegenwerpen dat eiser zijn paspoort heeft verscheurd. Verder vindt verweerder niet ten onrechte dat de omstandigheid dat eiser valse documenten heeft verstrekt die zijn asielmotief zouden moeten ondersteunen niet opwegen tegen eisers verklaringen over zijn problemen.
20. Uit het voorgaande volgt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b en e, van de Vw. Nu niet is voldaan aan deze twee voorwaarden heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen over de problemen met de overheid ongeloofwaardig zijn. Nu dit asielmotief dus niet ten onrechte ongeloofwaardig is geacht, levert dit geen asielgrond op als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. De hiertoe aangevoerde beroepsgrond slaagt niet.
Het binnenlands vestigingsalternatief
21. De rechtbank stelt vast dat verweerder in de besluitvorming heeft overwogen dat eiser tot 2019 in de provincie North-West heeft gewoond en van 2019 tot zijn vertrek in 2023 in de provincie South-West, waar sprake is van de hoogste mate van geweld waardoor eiser bij uitzetting in dat gebied een reëel risico op ernstige schade loopt (paragraaf C7/20.4.2 van de Vreemdelingencirculaire (Vc)).
22. Verweerder neemt een binnenlands beschermingsalternarief aan in Yaoundré, Douala en Bafoussam, als de vreemdeling voldoet aan de volgende voorwaarden (paragraaf C7/20.5.2 van de Vc):
  • de vreemdeling had voor vertrek uit Kameroen zijn normale woon- en verblijfsplaats in een gebied waarvan in paragraaf C7/20.4.2 van de Vc is vermeld dat er sprake is van een uitzonderlijk niveau van willekeurig geweld;
  • het reële risico op ernstige schade is niet gebaseerd op omstandigheden die de vreemdeling zelf betreffen, maar is alleen een gevolg van een uitzonderlijk niveau van willekeurig geweld in de zin van paragraaf C2/3.3.3 en in combinatie met C7/20.4.2; en
  • de voorwaarden zoals genoemd in artikel 3.37d Voorschrift Vreemdelingen (VV).
23. Eiser had voor zijn vertrek uit Kameroen zijn gewone woon- en verblijfplaats in een gebied waarvan in paragraaf C7/20.4.2 van de Vc is vermeld dat er sprake is van een uitzonderlijk niveau van willekeurige geweld. Het reële risico op ernstige schade is niet gebaseerd op omstandigheden die eiser zelf betreffen, maar is alleen een gevolg van een uitzonderlijk niveau van willekeurig geweld in de zin van paragraaf C2/3.3.3 en in combinatie met C7/20.4.2. Verder is voldaan aan de voorwaarden van artikel 3.37d van het VV. Verweerder heeft erop gewezen dat hij meerdere bronnen heeft geraadpleegd voor zijn besluit om Yaoundé, Douala en Bafoussam als binnenlandse beschermingsalternatieven aan te merken. Hierbij is gebruik gemaakt van de rapporten ‘2020 Country report on human rights practices: Cameroon’ van het US Department of State van 30 maart 2021, ‘Country policy and information note: north-west/south-west crisis, Cameroon’ en ‘Country Background Note: Cameroon’ van het UK Home Office van december 2020 en ‘CAMEROUN Crise anglophone: situation sécuritaire’ van het Commissariat Général aux Réfugiés et aux Apatrides. Uit deze bronnen volgt dat de leefomstandigheden in Yaoundé, Douala en Bafoussam mogelijk niet ideaal zijn, maar dat er geen sprake is van een humanitaire noodsituatie. Niet is gebleken dat eiser zou worden achtergesteld in de uitoefening van essentiële rechten.
24. Dat eiser niet in een ander deel van Kameroen kan wonen, omdat hij geen Frans spreekt, uit landeninformatie blijkt dat de economische integratie van Engelstalige ontheemden in Franstalig Kameroen problematisch is, zij worden gediscrimineerd en vaak slachtoffer zijn van politiegeweld, maakt niet dat verweerder geen binnenlands beschermingsalternatief mag aannemen in Yaoundré, Douala en Bafoussam. Verweerder heeft er in dit kader op kunnen wijzen dat uit landeninformatie blijkt dat veel bewoners van het Engelstalige gedeelte veilig kunnen verblijven in het Franstalige gedeelte van Kameroen. Verder is eiser eerder ook verhuisd naar Limbe vanuit Bamenda, waarna hij een zelfstandig huishouden heeft gehad in een woning en werk heeft gevonden. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij dit niet opnieuw zou kunnen doen in Yaoundré, Douala of Bafoussam. Voor zover eiser stelt dat hij, ook als hij naar het Franstalige deel verhuist, problemen heeft met de autoriteiten, overweegt de rechtbank dat verweerder deze problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
25. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder aan eiser een vestigingsalternatief heeft kunnen tegenwerpen. De hiertoe aangevoerde beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

26. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep moet ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Roozeboom, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000