In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 19 mei 2025, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie van 17 maart 2025 tot verlenging van de overdrachtstermijn behandeld. Eiser, die van Tunesische nationaliteit is, heeft op 17 januari 2025 een asielaanvraag ingediend. De Minister had eerder op 19 februari 2025 de overdrachtstermijn verlengd vanwege gevangenzetting. Echter, in het bestreden besluit van 17 maart 2025 werd de termijn opnieuw verlengd, ditmaal op basis van onderduiken. Eiser was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 14 mei 2025 was de gemachtigde van de Minister aanwezig, maar eiser en zijn gemachtigde waren afwezig. De rechtbank oordeelt dat de verlenging van de overdrachtstermijn op basis van onderduiken niet juist was, aangezien eiser in preventieve hechtenis en daarna in bewaring verbleef. De rechtbank concludeert dat de Minister ten onrechte de overdrachtstermijn opnieuw heeft verlengd, omdat deze al eerder was verlengd op basis van gevangenzetting, wat in rechte vaststaat.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit van 17 maart 2025 en ziet geen aanleiding voor de Minister om een nieuw besluit te nemen, aangezien eiser inmiddels is overgedragen. Tevens wordt de Minister veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 907,-.