Op 22 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 19 september 2024 in 's-Gravenhage opzettelijk ongeveer 2 kilogram cocaïne aanwezig had. De verdachte, geboren in 2000, zat als bijrijder in een auto waarin de cocaïne werd aangetroffen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van de tenlastelegging en het onderzoek ter terechtzitting, waarbij de verdachte niet aanwezig was en zich op zijn zwijgrecht beriep. De officier van justitie, mr. N. Bakker, vorderde bewezenverklaring van het tenlastegelegde, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.J.M. Laurier, vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne en dat hij daarover kon beschikken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank overwoog dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en dat de op te leggen straf in overeenstemming was met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.