ECLI:NL:RBDHA:2025:8826

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
11640528
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van servicekosten en inzage in stukken door Haagse Sport Centrale en KBL

In deze zaak heeft de kantonrechter op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Exploitatie Haagse Sport Centrale (eiser) en de besloten vennootschap Klim- en Boulderhal Laak B.V. (gedaagde). De vordering van Haagse Sport Centrale tot betaling van een factuur en voorschot op servicekosten werd afgewezen, omdat het spoedeisend belang ontbrak en er een aanzienlijk restitutierisico bestond. KBL had wel huur betaald, maar het voorschot op de servicekosten was opgeschort. De kantonrechter oordeelde dat KBL alsnog een bedrag van € 23.232,05 aan Haagse Sport Centrale moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente. In reconventie werd Haagse Sport Centrale veroordeeld om KBL inzage te geven in de stukken die ten grondslag liggen aan de berekening van de servicekosten over de jaren 2022, 2023 en 2024. Beide partijen werden in de proceskosten in het gelijk en ongelijk gesteld, waardoor zij ieder hun eigen kosten moesten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
FV/bc
Rolnr.: 11640528/RL EXPL 25-6682
Datum: 20 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter ex artikel 254 Rv in de zaak van:
de stichting Stichting Exploitatie Haagse Sport Centrale,
gevestigd te Den Haag,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. M.W. Kox,
tegen
de besloten vennootschap Klim- en Boulderhal Laak B.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. S. Hartog.
Partijen worden hierna aangeduid als “Haagse Sport Centrale” en “KBL”.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- de dagvaarding van 25 april 2025 met producties;
- het op voorhand toegezonden schriftelijke verweer van KBL, tevens houdende een vordering in reconventie, met producties;
- de spreekaantekeningen die door beide gemachtigden tijdens de mondelinge behandeling zijn overgelegd.
1.2.
Op 6 mei 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens
Haagse Sport Centrale zijn verschenen [naam 1] en mw. [naam 2] , bijgestaan
door mr. N. Vermeulen en mr. Kox. Namens KBL is verschenen [naam 3] , bijgestaan door mr. Hartog. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden.
1.3.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.Feiten

2.1.
De gemeente Den Haag is eigenaar van twee hallen aan de [adres 1] en [adres 2] te Den Haag en verhuurt dit pand aan Haagse Sport Centrale.
2.2.
Haagse Sport Centrale heeft op haar beurt onderverhuurovereenkomsten gesloten, onder andere met KBL. KBL exploiteert in het door haar gehuurde gedeelte van het pand een klim- en boulderhal onder de naam Walhalla.
2.3.
Bij aanvang van de huurovereenkomst op 1 mei 2020 bedroeg de maandelijkse
huurprijs € 3.943,33, het voorschot op de servicekosten € 3.578,58 en de omzetbelasting
€ 828,10. In het jaar 2023 bedroeg de huurprijs inclusief voorschot op de servicekosten
€ 11.865,80 per maand. In het jaar 2024 bedroeg de huurprijs inclusief voorschot op de
servicekosten € 10.502,80 per maand. In de maanden januari tot en met april van jaar 2025
bedroeg de huurprijs inclusief voorschot op de servicekosten € 10.746,62 per maand.
Sinds mei 2025 bedraagt de huurprijs inclusief voorschot op de servicekosten
€ 12.854,44 per maand.
2.4.
Bij aanvang van de huurovereenkomst beschikte het pand niet over tussenmeters en
is in beginsel afgesproken de servicekosten per oppervlakte over de huurders van het
pand te verdelen. Bij brief van 24 november 2022 heeft KBL via haar toenmalige advocaat
bezwaar gemaakt tegen deze wijze van verdeling van de servicekosten.
2.5.
Haagse Sport Centrale heeft aan KBL een factuur gezonden ter hoogte van € 6.163,06 inclusief btw met datum 27 juni 2023 en als omschrijving ‘afrekening servicekosten 2022’. KBL heeft bezwaar gemaakt tegen deze afrekening.
2.6.
Over de maanden november 2023 tot en met juli 2024 heeft KBL wel huur betaald, maar slechts een gedeelte van het voorschot op de servicekosten.
2.7.
Op 3 mei 2024 heeft Haagse Sport Centrale aan KBL een afrekening servicekosten over 2023 verzonden. Over dat jaar dient KBL een bedrag van € 7.000,- exclusief btw retour te ontvangen.
2.8.
Over de maanden januari 2025 tot en met heden heeft KBL uitsluitend en bedrag van € 6.100,21 aan huur betaald, maar geen voorschot op de servicekosten.
2.9.
Haagse Sport Centrale heeft aan KBL een factuur gezonden ter hoogte van € 17.924,94 inclusief btw met datum 8 april 2025 en als omschrijving ‘afrekening servicekosten 2024’.

3.Vorderingen, grondslagen en verweer

3.1.
Haagse Sport Centrale vordert in conventie – kort gezegd – bij vonnis, uitvoerbaar
bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening, KBL te veroordelen:
a. het gehuurde binnen vijf dagen na het wijzen van het vonnis te ontruimen;
b. tot betaling van een bedrag van € 64.926,11, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente over een bedrag van € 40.838,11 en
c. in de kosten van de procedure van € 11.523,22.
3.2.
Volgens Haagse Sport Centrale dient KBL op grond van de huurovereenkomst
alsnog het volledige voorschot op de servicekosten te betalen en daarnaast de uit de
eindafrekening 2022 en 2024 voorvloeiende betalingsverplichting na te komen. KBL
mag deze betalingsverplichtingen niet opschorten, zo is tussen partijen overeengekomen.
Haagse Sport Centrale heeft een spoedeisend belang, omdat niet van haar kan worden
gevergd dat de betalingsachterstand verder oploopt.
3.3.
KBL is het niet eens met de hoogte van de servicekosten die bij haar in rekening
zijn gebracht en is het ook niet eens met de verhoging van het maandelijkse voorschot voor de servicekosten. Zij stelt dat zij terecht heeft opgeschort. Zij voert onder meer voert aan dat uit door haarzelf geplaatste elektriciteitsmeters blijkt dat zij minder energie heeft verbruikt dan bij haar in rekening is gebracht. Zij wijst erop dat zij in overleg met Haagse Sport Centrale eigen warmtepompen heeft geïnstalleerd en sindsdien geen gas meer verbruikt. Verder wenst zij onderliggende specificaties van de kosten voor gas/water/licht, schoonmaak, afval en administratie te ontvangen alsmede jaarstukken van Haagse Sport Centrale, zoals overeengekomen onder 11.11 van de huurovereenkomst.
3.4.
KBL vordert in reconventie – kort gezegd – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
bij wijze van voorlopige voorziening:
a. primair de door KBL over de jaren 2022, 2023 en 2024 verschuldigde servicekosten vast te stellen;
b. subsidiair Haagse Sport Centrale te veroordelen aan KBL te verstekken een overzicht inhoudende de wijze van berekenen van de servicekosten over de jaren 2022, 2023 en 2024, het aandeel van KBL daarin en de alle onderliggende stukken, waaronder jaarstukken en
c. veroordeling van Haagse Sport Centrale in de kosten van de procedure met rente.
3.5.
Haagse Sport Centrale verweert zich met de stelling dat een declaratoir vonnis in
kort geding niet mogelijk is. Zij stelt voorts dat zij voldoende overzicht heeft verschaft.

4.Beoordeling

In conventie
4.1.
Met betrekking tot een geldvordering in kort geding is terughoudendheid bij toewijzing op zijn plaats. Voor toewijzing van een dergelijke vordering is in kort geding slechts dan plaats, als het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk is en er daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl in de afweging van belangen ook betrokken dient te worden de vraag naar het risico van de onmogelijkheid van terugbetaling.
4.2.
Sinds 2022 discussiëren partijen over de hoogte en wijze van doorberekenen van de servicekosten en over de wijze van specificeren van die kosten. Haagse Sport Centrale heeft daarbij geweigerd de facturen te verstrekken die ten grondslag liggen aan de kosten voor schoonmaak, afval en administratie en heeft niet aangeboden die facturen ter inzage te geven. Niet is gebleken dat zij de facturen die ten grondslag liggen aan de kosten voor gas/water/licht heeft verstrekt of ter inzage heeft gegeven. Ook heeft zij niet voldaan aan haar contractuele verplichting haar ‘volledige jaarstukken’ aan KBL inzichtelijk te maken in het eerste kwartaal van het nieuwe boekjaar. Mede daardoor is Haagse Sport Centrale er niet in geslaagd binnen het bestek van dit kort geding voldoende aannemelijk te maken dat haar wijze van berekenen en afrekenen van de servicekosten over de jaren 2022, 2023 en 2024 in een bodemprocedure stand zal houden. Van onverwijlde spoed kan, gelet op de duur van de discussie, evenmin worden gesproken. Haagse Sport Centrale had al veel eerder een bodemprocedure kunnen entameren.
4.3.
Daarbij komt dat Haagse Sport Centrale zelf al geruime tijd haar betalingsverplichtingen jegens de gemeente niet nakomt. Haar schuld aan de gemeente is veel malen hoger dan de vordering die zij stelt te hebben op KBL en wordt dus niet uitsluitend daardoor veroorzaakt. De kantonrechter gaat uit van een aanzienlijk restitutierisico.
4.4.
Gelet op dit alles zal de vordering worden afgewezen voor zover die ziet op betaling van de factuur van € 6.163,06 van 27 juni 2023 die betrekking heeft op de afrekening servicekosten 2022 en op de betaling van het volledige voorschot op de servicekosten in de maanden november 2023 tot en met juli 2024. Verder zal de vordering worden afgewezen voor zover die ziet op betaling van de factuur van € 17.924,94 van 8 april 2025 die betrekking heeft op de afrekening servicekosten 2024. Dit bedrag is immers nog niet opeisbaar.
4.5.
Dat ligt anders voor de opgeschorte betalingen over de maanden januari 2025 tot en met heden. KBL heeft over die maanden wel een bedrag van € 6.100,21 aan huur betaald, maar de betaling van het voorschot op de servicekosten volledig opgeschort met de stelling dat zij een vordering van € 48.000 heeft op Haagse Sport Centrale. De juistheid van die stelling is in kort geding niet aannemelijk geworden. Bovendien is het recht op opschorting contractueel uitgesloten en is die afspraak – anders dan KBL heeft aangevoerd – niet onredelijk of onbillijk. KBL dient alsnog te betalen een bedrag van € 4.646,41 per maand aan voorschot op servicekosten over de maanden januari tot en met mei 2025. De verhoging van de servicekosten per mei 2025 van € 4.646,41 naar € 6.754,23 is naar het oordeel van kort gedingrechter exorbitant. Het maandelijkse voorschot op de servicekosten wordt daarmee hoger dan de maandelijkse huur. Met de verhoging per 1 mei 2025 houdt de kantonrechter daarom geen rekening.
4.6.
KBL wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 23.232,05. De gevorderde wettelijke handelsrente vanaf de verzuimdatum wordt als onweersproken en op de wet gegrond toewezen. Bij deze stand van zaken bestaat geen aanleiding de vordering tot ontruiming toe te wijzen. Immers is niet met grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten dat de tussen partijen gesloten huurovereenkomst in een (eventuele) bodemprocedure zal worden ontbonden.
In reconventie
4.7.
Een kort geding leent zich niet voor het vaststellen van de hoogte van te betalen servicekosten. De primaire tegenvordering wordt afgewezen.
4.8.
Haagse Sport Centrale heeft al inzicht gegeven in de wijze van berekenen van de servicekosten over de jaren 2022, 2023 en 2024 en ook van de wijze van berekenen van het aandeel van KBL daarin. Het is de kantonrechter niet duidelijk geworden wat KBL in die berekeningen mist. Wel dient Haagse Sport Centrale inzage te verschaffen in de stukken die ten grondslag liggen aan de berekeningen, alsmede in haar jaarstukken over de jaren 2022, 2023 en 2024, een en ander binnen één maand na wijzen van dit vonnis.
Proceskosten
4.9.
Zowel in conventie als in reconventie zijn Haagse Sport Centrale en KBL deels in het gelijk en deels in het ongelijk gesteld. Zij dienen daarom ieder de eigen proceskosten te dragen.

5.Beslissing

De kantonrechter in kort geding:
in conventie
5.1.
veroordeelt KBL om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Haagse Sport Centrale te voldoen een bedrag van € 23.232,05, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over dat bedrag vanaf de verzuimdatum tot aan de dag van algehele voldoening;
in reconventie
5.2.
veroordeelt Haagse Sport Centrale om binnen één maand na dit vonnis aan KBL inzage te geven in de stukken die ten grondslag liggen aan de berekening van de servicekosten over de jaren 2022, 2023 en 2024 en haar volledige jaarstukken over de jaren 2022, 2023 en 2024 aan KBL inzichtelijk te maken;
in conventie en in reconventie
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. F.A.M. Veraart en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 mei 2025.