ECLI:NL:RBDHA:2025:8817

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
NL25.21356
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring in vreemdelingenrechtelijke zaak zonder ingediende beroepsgronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, een Syrische nationaliteit hebbende, had beroep ingesteld tegen het besluit van 24 april 2025, waarin de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 was opgelegd. Eiser had zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep en was in de gelegenheid gesteld om beroepsgronden in te dienen, maar heeft binnen de gestelde termijn geen gronden ingediend. De rechtbank heeft op 19 mei 2025 het onderzoek gesloten.

De rechtbank overweegt dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet zijn betwist door eiser en dat deze gronden feitelijk juist zijn. De rechtbank concludeert dat er een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken, wat de maatregel van bewaring rechtvaardigt. Ook zijn er geen ambtshalve gronden gevonden die de maatregel onrechtmatig maken. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.21356

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 april 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Bij digitaal bericht van 12 mei 2025 is eiser in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 14 mei 2025 om 17.00 uur beroepsgronden in te dienen. De rechtbank heeft binnen de gestelde termijn geen beroepsgronden ontvangen.
De rechtbank heeft op 19 mei 2025 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt en te zijn geboren op [datum] 1986 en de Syrische nationaliteit te hebben.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
Verweerder heeft als zware gronden [1] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden [2] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden feitelijk juist zijn en voor zover nodig voldoende zijn toegelicht in de maatregel van bewaring. De gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen, zodat een significant risico op onderduiken daarmee is gegeven.
4. Ook overigens ziet de rechtbank ambtshalve geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring tot aan het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 20 mei 2025 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.