ECLI:NL:RBDHA:2025:8812

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
C/09/660582 / FA RK 24-673
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek vader voor gezamenlijk gezag en omgangsregeling, vaststelling kinderalimentatie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over zijn twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader heeft verzocht om een omgangsregeling en de vaststelling van kinderalimentatie. De rechtbank heeft het verzoek van de vader afgewezen, omdat er geen contact tussen de ouders is en de vader in het verleden dreigingen heeft geuit die de moeder en kinderen in gevaar hebben gebracht. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de kinderen is dat de vader geen zeggenschap krijgt en dat er geen omgangsregeling wordt vastgesteld. De kinderen hebben hulpverlening nodig om de trauma's van de situatie te verwerken en hebben aangegeven geen contact met de vader te willen. De rechtbank heeft ook de kinderalimentatie vastgesteld op € 62,- per maand per kind, te betalen door de vader aan de moeder, met ingang van 4 juni 2024. De beslissing is genomen met inachtneming van de financiële situatie van beide ouders en de behoefte van de kinderen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-673
Zaaknummer: C/09/660582
Datum beschikking: 6 mei 2025

Gezag, omgangs- c.q. zorgregeling en kinderalimentatie

Beschikking op het op 29 januari 2024 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. D. Vurdelja in Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A. Ramsaroep in Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het bericht van 5 februari 2024, met bijlagen, namens de vader;
  • het verweerschrift, met een zelfstandig verzoek, namens de moeder;
  • het verweer tegen het zelfstandig verzoek namens de vader;
  • het bericht van 6 mei 2024 namens de vader;
  • het bericht van 18 maart 2025, met bijlagen, namens de vader;
  • de brief van 28 maart 2025, met bijlagen, namens de moeder.
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hun mening over de verzoeken ten aanzien van gezag en omgang gegeven in een gesprek met de rechter.
Op 7 april 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader met zijn advocaat, de moeder met haar advocaat en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Feiten

  • De vader en de moeder hebben een affectieve relatie gehad.
  • Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] .
  • De vader heeft de kinderen erkend.
  • De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] belast.

Verzoek en verweer

De vader verzoekt:
  • te bepalen dat de vader samen met de moeder het ouderlijk gezag zal uitoefenen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
  • te bepalen dat tussen de vader en de kinderen een omgangs- c.q. zorgregeling zal gelden, inhoudende dat de kinderen één weekend in de twee weken bij de vader verblijven van vrijdag uit school tot zondag om 19.00 uur, tevens een vaste doordeweekse dag;
  • de volgende verdeling van de vakantie- en feestdagen voor de kinderen te bepalen:
  • voorjaarsvakantie: bij de vader;
  • meivakantie: de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader;
  • zomervakantie: de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader;
  • herfstvakantie: bij de vader;
  • kerstvakantie: in principe de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader, met dien verstande dat de kinderen eerste kerstdag in de even jaren bij de vader zijn en in de oneven jaren bij de moeder, en tweede kerstdag in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader;
  • oud en nieuw: in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
dan wel een vakantie- en feestdagenregeling door de rechtbank nader te bepalen;
waarbij de kinderen door de moeder worden gebracht en door de vader worden teruggebracht;
- dan wel een zodanige beslissing als de rechtbank in goede justitie acht,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de moeder zelfstandig een kinderalimentatie vast te stellen van € 800,- per maand voor beide kinderen, met ingang van 1 november 2023, dan wel een door de rechtbank te bepalen bedrag ingaande op een door de rechtbank te bepalen datum, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader voert verweer tegen het zelfstandige verzoek van de moeder, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Gezag
Uit artikel 1:253c lid 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die niet eerder het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank kan verzoeken de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten. Dit verzoek wordt, als de andere ouder hiermee niet instemt, alleen afgewezen als er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De rechtbank zal het verzoek van de vader om de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten afwijzen, vanwege de volgende redenen. Voor het uitoefenen van gezamenlijk gezag is nodig dat de ouders in staat zijn om met elkaar te communiceren en dat zij samen beslissingen kunnen nemen. In dit geval is er al langere tijd geen contact tussen de ouders en voor zover dat er is, is de communicatie heel slecht. Er is heel veel gebeurd in het gezin, met als dieptepunt dat de vader in oktober 2023 in het bijzijn van de hulpverlening heeft gedreigd om de moeder en de kinderen iets aan te doen. De moeder en de kinderen hebben toen een tijd ondergedoken gezeten in een hotel, waarbij de kinderen ook niet naar school mochten. Deze situatie heeft de kinderen getraumatiseerd en zij krijgen hiervoor hulpverlening. Op dit moment wijzen de kinderen iedere vorm van contact met de vader af. Het idee dat de vader zeggenschap krijgt over het leven van de kinderen levert voor hen stress op. De rechtbank vindt het daarom op dit moment in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk dat de vader niet op die manier in hun leven betrokken is en dat de moeder met het eenhoofdig gezag belast blijft.
Omgangsregeling
Op grond van artikel 1:377a lid 1 BW heeft een kind recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. Lid 3 van dit artikel bepaalt (voor zover hier van belang) dat omgang alleen wordt ontzegd als dit ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang of omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken is de rechtbank het volgende gebleken. Zoals hierboven is aangegeven is er veel gebeurd tussen de ouders en in het gezin. Het incident met de bedreiging, ook al geeft de vader nu aan dat hij dit niet meende, heeft grote impact gehad op de moeder en op de kinderen. Er is veel hulpverlening bij het gezin betrokken geweest, waaronder Veilig Thuis en het Centrum voor Jeugd en Gezin. Op dit moment krijgen de moeder en de kinderen hulpverlening bij de verwerking van alles wat er is gebeurd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben in het gesprek met de rechter en in een brief die zij aan de rechter hebben geschreven duidelijk gemaakt dat zij op dit moment geen contact met de vader willen. De hulpverlening van de kinderen heeft aangegeven dat de kans dat de hulp aanslaat groter is als de kinderen nu duidelijkheid krijgen over dat zij voorlopig geen contact met de vader hoeven te hebben.
De rechtbank overweegt als volgt. Het incident is voor de kinderen traumatisch geweest en zij zijn nog bezig om het verleden te verwerken. Om goed verder te kunnen is erkenning vanuit de vader nodig van wat er is gebeurd. De vader heeft op de zitting aangegeven vooral gericht te zijn op de toekomst. Daarmee lijkt de vader te snel voorbij te gaan aan dat wat er is gebeurd en de impact die dit heeft gehad op de kinderen. De kinderen zijn er nog niet aan toe om naar de toekomst te kijken. De rechtbank is van oordeel dat het op dit moment niet in belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is om contact met de vader te hebben. Voor de kinderen is duidelijkheid en rust voor traumaverwerking nu het meest belangrijk. Deze belangen van de kinderen wegen op dit moment zwaarder dan het belang van de vader op contact met de kinderen. De rechtbank zal daarom geen omgangsregeling tussen de vader en de kinderen vaststellen en dit verzoek van de vader afwijzen. De rechtbank begrijpt dat dit een lastige beslissing is voor de vader, maar gaat ervan uit dat de vader de beslissing in het belang van de kinderen zal respecteren. De rechtbank gaat er daarom ook vanuit dat de vader de kinderen met rust zal laten en hen niet zal opzoeken in de buurt van hun huis of op school.
Kindbrief
De rechtbank heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar aanleiding van het kindgesprek in een aparte brief verteld wat de uitkomst van de procedure is. Hieronder volgt de tekst van die brief, zodat beide ouders weten welke boodschap de kinderen hebben ontvangen.
Beste [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ,
We hebben samen gepraat over jullie thuissituatie en jullie vader. Jullie hebben mij ook een brief geschreven. Nu schrijf ik jullie zoals afgesproken een brief om te vertellen wat ik heb beslist en waarom.
Jullie hebben mij in duidelijke woorden verteld dat jullie geen contact meer willen met jullie vader. Ook willen jullie niet dat hij beslissingen over jullie kan nemen. Ik zal in deze brief niet alle details herhalen van voorvallen die jullie aan mij hebben geschreven, maar het is heel duidelijk: jullie willen niet meer. Er is te veel gebeurd, met als ergste dat jullie een aantal weken met jullie moeder op een hotelkamer moesten zitten, omdat jullie vader jullie had bedreigd. Jullie vertelden me dat jullie veel aan het piekeren zijn over zijn wat er is gebeurd en dat jullie bang zijn dat jullie vader ineens ergens opduikt. Jullie krijgen hulp in therapie, dat vind ik heel fijn en goed voor jullie. Ik vind het belangrijk dat jullie hulp krijgen om te verwerken wat er allemaal is gebeurd.
Ik heb jullie ouders uitgebreid op de zitting gesproken. Met wat jullie mij hebben verteld heb ik stil gestaan met jullie vader. Jullie vader heeft mij verteld dat hij jullie graag weer wil zien. Hij wil graag het verleden achter zich laten en bouwen aan een nieuwe toekomst. Maar ik zie dat er op dit moment geen ruimte is voor jullie om tot contact te komen. Er is te veel gebeurd. Op dit moment hebben jullie rust nodig na alles wat er is gebeurd. Daarom heb ik besloten dat er nu geen contact hoeft te zijn met jullie vader. Ook krijgt hij geen gezag, zodat alleen jullie moeder beslissingen over jullie mag nemen. Ik heb jullie vader ook gezegd dat hij jullie met rust moet laten en niet meer moet opzoeken. Ik hoop dat jullie hierdoor niet meer zoveel zullen piekeren en dat jullie weer fijn naar school kunnen en leuke dingen kunnen doen.
Ik hoop dat jullie met mijn beslissing de rust en de ruimte krijgen om weer te gaan genieten van alles. Verder wens ik jullie veel succes toe met de hulpverlening.
Hartelijke groeten,
De kinderrechter
Kinderalimentatie
Bij de vaststelling van de kinderalimentatie en de berekening neemt de rechtbank de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie opgenomen in het Rapport Alimentatienormen (het rapport) als uitgangspunt. De rechtbank rondt hierna in haar berekening de bedragen telkens af op hele euro's.
Ingangsdatum
De rechtbank zal als ingangsdatum van de vast te stellen kinderalimentatie de datum van indiening van het verzoek tot kinderalimentatie hanteren, te weten 4 juni 2024. Vanaf dat moment heeft de vader immers rekening kunnen houden met een door hem te betalen bedrag aan kinderalimentatie.
Behoefte
Voor het bepalen van de behoefte dient allereerst het netto besteedbaar gezinsinkomen van partijen ten tijde van hun uiteengaan te worden bepaald. Het NBGI bestaat uit het netto besteedbaar inkomen (NBI) van partijen samen, eventueel inclusief kindgebonden budget.
De ouders zijn eind 2023 feitelijk uit elkaar gegaan, zodat de rechtbank zal rekenen met de tarieven van de periode 2023-II.
Aan de zijde van de vader gaat de rechtbank uit van een inkomen van € 28.174,- bruto per jaar, zoals blijkt uit de jaaropgaaf 2023. Rekening houdend met de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting berekent de rechtbank het NBI van de vader ten tijde van het uiteengaan van de ouders op € 2.321,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
Aan de zijde van de moeder gaat de rechtbank uit van een inkomen van € 30.640,- bruto per jaar, zoals blijkt uit de jaaropgaaf 2023. Rekening houdend met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting berekent de rechtbank het NBI van de moeder ten tijde van het uiteengaan van de ouders op € 2.229,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
Uitgaande van de hiervoor genoemde gegevens bedroeg het NBGI van partijen ten tijde van het uiteengaan (€ 2.321,- + € 2.229,- =) € 4.550,- per maand. Conform de aanbevelingen uit het Rapport alimentatienormen 2023 moet bij het NBGI worden opgeteld het
kindgebonden budget waar de ouders ten tijde van de samenleving recht op hadden. De ouders hadden gezien hun inkomen recht op een kindgebonden budget van € 179,- per maand. Hun NBGI komt daarmee uit op € 4.729,- per maand.
Gelet op dit NBGI bedraagt de behoefte van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op basis van de tabel eigen aandeel kosten van kinderen 2023 voor twee kinderen uit het rapport € 1.117,- per maand. Geïndexeerd naar 2024 bedraagt de behoefte van de kinderen € 1.186,- per maand, te weten € 593,- per maand per kind.
Draagkracht
De behoefte van de kinderen moet door de ouders worden opgebracht naar rato van hun beider draagkracht. De financiële draagkracht van de ouders moet conform de aanbevelingen uit het rapport 2024 in beginsel worden vastgesteld aan de hand van de formule 70% x [NBI - (0,3 x NBI + 1.270)].
Draagkracht vader
Bij de berekening van de financiële draagkracht van de vader gaat de rechtbank uit van een inkomen van € 32.333,- bruto per jaar, zoals blijkt uit de jaaropgaaf 2024. Rekening houdend met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting berekent de rechtbank het NBI van de vader op € 2.382,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
De vader verzoekt rekening te houden met zijn werkelijke woonlasten. De moeder voert hiertegen verweer. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vader voldoende aangetoond dat zijn woonlasten duurzaam aanmerkelijk hoger zijn dan het woonbudget. Op grond van het woonbudget zou worden uitgegaan van een bedrag van € 715,- aan maandelijkse woonlasten, terwijl uit de door de vader overgelegde stukken blijkt dat hij € 936,- per maand aan huur betaalt. Anders dan door de moeder is betoogd kan naar het oordeel van de rechtbank, mede gelet op de huidige woningmarkt, van de vader niet worden verwacht dat hij binnen afzienbare tijd een woning betrekt die binnen zijn woonbudget valt. De rechtbank zal daarom rekening houden met de werkelijke woonlasten van de vader.
Het bovenstaande brengt met zich mee dat de draagkracht van de vader € 123,- per maand bedraagt, te weten 70% x [2.382 - (936 + 1.270)].
Draagkracht moeder
Bij de berekening van de financiële draagkracht van de moeder gaat de rechtbank uit van een inkomen van € 32.558,- bruto per jaar, zoals blijkt uit de jaaropgave 2024. Rekening houdend met de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de inkomensafhankelijke combinatiekorting en het kindgebonden budget berekent de rechtbank het NBI van de moeder op € 3.303,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
De draagkracht van de moeder bedraagt volgens de formule € 729,- per maand, te weten 70% x [3.303 - (0,3 x 3.303 + 1.270)].
Conclusie
Gelet op de gezamenlijke draagkracht van partijen van (€ 123,- + € 729,- =) € 852,- per maand is er sprake van een tekort aan draagkracht om te voorzien in de behoefte van de kinderen (€ 1.186,- per maand). De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het maken van een draagkrachtvergelijking.
Op de te betalen bijdrage moet in beginsel een zorgkorting in mindering worden gebracht. De zorgkorting bedraagt een percentage van de behoefte, welk percentage afhankelijk is van de hoeveelheid omgang of zorg. Aangezien er al ruim een jaar geen contact is tussen de vader en de kinderen en de rechtbank ook geen omgangsregeling vaststelt, ziet de rechtbank geen aanleiding om een zorgkorting toe te passen. De rechtbank zal dan ook het bedrag van € 123,- per maand, zijnde de draagkracht van de vader, als kinderalimentatie vaststellen, te weten € 62,- per maand per kind.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de vader aan de moeder, met ingang van 4 juni 2024, een kinderalimentatie ten behoeve van de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats]
van € 62,- per maand per kind zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en verklaart de bepaling van deze bijdrage uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. de Jong-Kwestro, kinderrechter, bijgestaan door
mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 6 mei 2025.