ECLI:NL:RBDHA:2025:8811

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
C/09/656817 / FA RK 23-8254
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen, opname ouderschapsplan en echtscheidingsconvenant, vaststelling kinderalimentatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 april 2025 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die in 2002 zijn gehuwd en samen twee minderjarige kinderen hebben. De vrouw heeft op 8 november 2023 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarbij ook nevenvoorzieningen zijn verzocht, waaronder de opname van een ouderschapsplan en de vaststelling van kinderalimentatie. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder verzoekschriften en verweren van beide partijen, en heeft op 28 maart 2025 de zaak behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen. Tevens is het ouderschapsplan, dat door beide ouders is opgesteld, opgenomen in de beschikking. De rechtbank heeft de financiële afspraken tussen partijen, vastgelegd in een echtscheidingsconvenant, eveneens aan de beschikking gehecht. De rechtbank heeft de kinderalimentatie vastgesteld op € 562,- per maand voor de oudste minderjarige en € 22,- per maand voor de jongste, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de echtscheiding zelf, en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-8254 (scheiding) en FA RK 24-1352 (verdeling)
Zaaknummer: C/09/656817 (scheiding) en C/09/661917 (verdeling)
Datum beschikking: 25 april 2025

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 8 november 2023 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. B. Beekman in [plaats 1] .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E. Uijt de boogaardt in Lelystad.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift namens de vrouw;
  • de brief van 23 november 2023, met bijlagen, namens de vrouw;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken namens de man;
  • het verweer tegen de zelfstandige verzoeken, namens de vrouw;
  • de brief van 13 maart 2025, met aanvullend verzoek en bijlagen, namens de vrouw;
  • de brief van 17 maart 2025, met bijlagen, namens de man;
  • de brief van 20 maart 2025, met bijlagen, namens de vrouw;
  • het bericht van 24 maart 2025, met bijlagen, namens de man;
  • de brief van 26 maart 2025, met gewijzigd verzoek en met bijlagen, namens de man;
  • de brief van 26 maart 2025, met bijlagen, namens de vrouw.
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben in een gesprek met de (kinder)rechter hun mening gegeven over de verzoeken die over hen gaan.
Op 28 maart 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar advocaat en de man met zijn advocaat. Door beide advocaten zijn pleitnotities overgelegd.

Feiten

  • De vrouw en de man zijn gehuwd op [datum] 2002 in [plaats 1] .
  • Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2007 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2010 in [geboorteplaats] .
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit.
  • De vrouw en de man zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, kort gezegd een
uitsluiting van elke gemeenschap van goederen.
  • Deze rechtbank heeft op 9 januari 2024 voorlopige voorzieningen getroffen, inhoudende dat:
  • [minderjarige 1] aan de man wordt toevertrouwd en [minderjarige 2] aan de vrouw wordt toevertrouwd;
  • totdat de man eigen zelfstandige woonruimte betrekt een voorlopige (birdnesting)regeling zal gelden waarbij de kinderen week op week af om en om bij de man en de vrouw in de echtelijke woning zijn, waarbij het wisseloment voor de ouders woensdag om 13.00 uur is;
  • vanaf het moment dat de man eigen zelfstandige woonruimte betrekt een voorlopige zorgregeling zal gelden waarbij de kinderen de ene week bij de man verblijven en de andere week bij de vrouw, waarbij het wisselmoment voor de kinderen op woensdag om 13.00 is, met dien verstande dat [minderjarige 1] altijd de ruimte krijgt om in de week dat zij bij de vrouw is tussentijds naar de man te gaan wanneer zij dat wil, en andersom;
  • de vrouw, vanaf het moment dat de man eigen zelfstandige woonruimte betrekt, bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning te [postcode] [plaats 2] , [adres] en beveelt mitsdien dat de man vanaf dat moment die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden;
  • dat de vrouw aan de man, met ingang van de dag dat de man eigen zelfstandige woonruimte betrekt, voorlopig een kinderalimentatie ten behoeve van de minderjarige [minderjarige 1] van € 179,- per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.

Verzoek en verweer

De vrouw verzoekt – na wijziging – om de echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
  • opname van het door de ouders ondertekende ouderschapsplan in de beschikking;
  • vaststelling van in goede justitie te bepalen door de vrouw aan de man te betalen kinderalimentatie voor [minderjarige 1] en door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie voor [minderjarige 2] , met ingang van een in goede justitie te bepalen ingangsdatum;
  • opname van het door partijen ondertekende echtscheidingsconvenant,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer tegen de verzochte kinderalimentatie, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de man – na wijziging – om de echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
  • opname van het door de ouders ondertekende ouderschapsplan in de beschikking;
  • vaststelling van door de vrouw aan de man te betalen kinderalimentatie van € 610,- per maand voor [minderjarige 1] en € 111,- per maand voor [minderjarige 2] , bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert verweer tegen de zelfstandig verzochte kinderalimentatie, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Echtscheiding
De vrouw en de man zijn het erover eens dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en zij verzoeken om de echtscheiding uit te spreken. Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan. De rechtbank zal het verzoek tot echtscheiding daarom als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.
Opname ouderschapsplan
De vrouw en de man hebben beiden verzocht om het door de ouders opgestelde ouderschapsplan op te nemen in de beschikking. Nu niet is gebleken dat het belang van de kinderen zich tegen het ouderschapsplan verzet, zal de rechtbank het ouderschapsplan opnemen in de beschikking.
Opname echtscheidingsconvenant
In hun brieven van 26 maart 2025 hebben partijen aangegeven dat zij overeenstemming hebben bereikt over de financiële afwikkeling van de echtscheiding, met uitzondering van de kinderalimentatie. De gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een door beide partijen ondertekend echtscheidingsconvenant. De advocaat van de vrouw heeft namens de vrouw verzocht om dit echtscheidingsconvenant aan de beschikking te hechten.
De rechtbank zal conform deze overeenstemming beslissen, nu het verzochte niet onrechtmatig en niet ongegrond is. Dat wat oorspronkelijk meer of anders is verzocht hebben partijen bij hun brieven van 26 maart 2025 ingetrokken, zodat de rechtbank daar niet meer op hoeft te beslissen.
Kindbrieven
Naar aanleiding van de gesprekken met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en dat wat op de zitting is besproken heeft de rechtbank besloten om de kinderen apart een brief te sturen met een terugkoppeling.
Hieronder volgt de tekst van die brieven, zodat beide ouders weten welke boodschap de kinderen hebben ontvangen. Deze brieven worden op dezelfde dag verzonden als de beschikking.
Beste [minderjarige 1] ,
Jouw ouders gaan scheiden. Zij hebben een ouderschapsplan opgesteld waarin zij afspraken hebben gemaakt over jou en jouw broer [minderjarige 2] . Ik hoef daarom geen beslissing meer te nemen die over jou gaat, dat hebben jouw ouders namelijk al zelf gedaan. Dat is heel fijn.
Wij hebben elkaar gesproken op de rechtbank over de scheiding en het contact met jouw ouders en [minderjarige 2] . Je hebt mij verteld dat er veel is gebeurd, waardoor je een jaar geleden hebt besloten dat het beter is om je moeder niet te zien. Je bent nu jezelf aan het ontdekken en daar past contact met je moeder niet bij. Met je vader heb je nu een hele goede klik. Je vindt het lastig dat je broer kort geleden heeft besloten om niet meer naar jullie vader te gaan. Dat begrijp je niet goed. Gelukkig heb je hulpverlening waarmee je kan praten en je vertelde dat je ook over alles met je vader kan praten. Het is goed om met anderen te praten over waar je mee zit en ik ben blij om te horen dat jij dat ook doet.
Ik vond het zelf een prettig gesprek met jou. Op de zitting begreep ik van je vader dat jij het gesprek niet zo fijn vond. Dat vond ik erg vervelend om te horen.
Ik heb niet bedoeld om in ons gesprek te zeggen dat jij nu weer contact met je moeder moet hebben. Ik denk dat het belangrijk is dat jij de tijd neemt totdat jij je daar klaar voor voelt. Die tijd krijg je ook van jouw ouders. Op de zitting heeft je moeder gezegd dat ze je mist en je graag weer wil zien, maar dat zij ook jouw wens respecteert om dat op dit moment niet te willen. Zij geeft je alle ruimte om te doen wat je wil en om jezelf te ontdekken. Dat hebben jouw ouders ook afgesproken in het ouderschapsplan. Ik gun het jou wel dat je ergens in de toekomst, op wat voor manier dan ook, een plekje voor je moeder in je leven krijgt. Dat is ook wat ik in ons gesprek probeerde te zeggen.
Ik hoop dat ik je wat meer uitleg heb kunnen geven en dat dit het nare gevoel over ons gesprek minder maakt. Ik wens je veel succes en ook plezier met het verder ontdekken van wie jij bent en wat je wilt.
De kinderrechter
Beste [minderjarige 2] ,
Jouw ouders gaan scheiden. Zij hebben een ouderschapsplan opgesteld waarin zij afspraken hebben gemaakt over jou en je zus [minderjarige 1] . Ik hoef daarom geen beslissing meer te nemen die over jou gaat, dat hebben jouw ouders namelijk al zelf gedaan. Dat is heel fijn.
Wij hebben elkaar gesproken op de rechtbank over de scheiding en het contact met jouw ouders en zus. Je hebt mij verteld dat het goed met je gaat en dat je goede cijfers haalt op school. Je woont bij je moeder en jullie band is de afgelopen tijd beter geworden. Tussen jou en je vader en zus gaat het nu wat minder goed. Je vertelde mij dat je het moeilijk vindt dat zij vaak negatief doen over je moeder waar jij bij bent. Daarom heb je besloten om even niet meer naar je vader te gaan. Ook vind je het vervelend dat je geen eigen slaapkamer hebt bij je vader en dat je samen met hem in één bed moet slapen. Je wil graag dat deze situatie wordt opgelost en dat je weer zonder spanningen en negativiteit naar je vader en [minderjarige 1] kan gaan.
Op de zitting heb ik met jouw ouders hierover gesproken. Je vader vond het erg jammer dat jij voor zijn gevoel ‘ineens’ hebt besloten om niet meer naar hem toe te gaan. Naar aanleiding van mijn gesprek met jou heb ik aan je vader kunnen uitleggen hoe dat zo is gekomen. Je vader heeft mij verteld dat hij jou heel graag weer wil zien. Op de zitting heeft hij ook gezegd dat hij met alle liefde een extra bed zal kopen voor jou.
Ik kan mij voorstellen dat je nu even tijd nodig hebt om alles wat er is gebeurd te verwerken. Het is vooral belangrijk dat je met iemand van hulpverlening gaat praten. Ik hoop dat je op een gegeven moment weer met een goed gevoel naar je vader kan gaan en dat je minder negativiteit ervaart. Ik gun jou een goede band met je moeder en je vader en met [minderjarige 1] . Tot die tijd hoop ik dat je rust vindt bij je moeder en wens ik je succes met de hulpverlening.
De kinderrechter
Kinderalimentatie
Bij de vaststelling van de kinderalimentatie en de berekening neemt de rechtbank de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie opgenomen in het Rapport Alimentatienormen (het rapport) als uitgangspunt. De rechtbank rondt hierna in haar berekening de bedragen telkens af op hele euro's.
Ingangsdatum
De rechtbank zal om proceseconomische redenen eerst de ingangsdatum van de kinderalimentatie vaststellen. Gelet op de beslissing over de kinderalimentatie in de voorlopige voorzieningenprocedure zal de rechtbank in redelijkheid als ingangsdatum van de vast te stellen kinderalimentatie de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand hanteren.
Behoefte
Voor het bepalen van de behoefte moet allereerst het netto besteedbaar gezinsinkomen van partijen ten tijde van hun uiteengaan worden bepaald. Het NBGI bestaat uit het netto besteedbaar inkomen (NBI) van partijen samen, eventueel inclusief kindgebonden budget. Partijen zijn het erover eens dat er bij de berekening van de behoefte wordt uitgegaan van de tarieven van 2024-I.
De vrouw en de man zijn het erover eens dat er bij de berekening van de behoefte van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] sprake is van een gemaximeerd NBGI van € 6.000,- per maand en dat in 2024 de behoefte van de kinderen daarom € 1.440,- per maand bedroeg. Geïndexeerd naar 2025 bedraagt de behoefte van de kinderen € 1.534,- per maand, te weten € 767,- per maand per kind.
Draagkracht
De behoefte van de kinderen moet door de ouders worden opgebracht naar rato van hun beider draagkracht. De financiële draagkracht van de ouders moet conform de aanbevelingen uit het tremarapport 2025 in beginsel worden vastgesteld aan de hand van de formule 70% x [NBI - (0,3 x NBI + 1.310)].
Draagkracht vrouw
Bij de berekening van de financiële draagkracht van de vrouw gaat de rechtbank uit van een inkomen van € 70.105,- per jaar, zoals blijkt uit haar jaaropgave 2024. Rekening houdend met de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en het kindgebonden budget voor [minderjarige 2] berekent de rechtbank het NBI van de vrouw op € 4.365,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
De draagkracht van de vrouw bedraagt volgens de formule € 1.222,- per maand, te weten
70% x [4.365 - (0,3 x 4.365 + 1.310)].
Draagkracht man
Bij de berekening van de financiële draagkracht van de man gaat de rechtbank uit van een inkomen van € 41.758,- per jaar, zoals blijkt uit zijn jaaropgave 2024. Partijen zijn het erover eens dat er aan de zijde van de man rekening wordt gehouden met de lijfrentepremie van € 590,- per jaar. Rekening houdend met de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en het kindgebonden budget voor [minderjarige 1] berekent de rechtbank het NBI van de man op
€ 3.345,- per maand.
De man verzoekt rekening te houden met zijn werkelijke woonlasten. Hij stelt dat hij met veel moeite zijn huidige huurwoning heeft weten te bemachtigen en dat de huur inclusief servicekosten daarvoor € 1.750,- per maand bedraagt. De vrouw voert verweer en geeft aan dat de man een woning zou kunnen kopen en anders goedkoper zou moeten kunnen huren.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man voldoende aangetoond dat zijn woonlasten duurzaam aanmerkelijk hoger zijn dan het woonbudget. Op grond van het woonbudget zou worden uitgegaan van een bedrag van € 1.004,- aan maandelijkse woonlasten, terwijl uit de door de man overgelegde stukken blijkt dat hij een kale huur betaalt van € 1.500,- per maand waar nog € 250,- per maand aan servicekosten bijkomen. Anders dan door de vrouw betoogd kan naar het oordeel van de rechtbank, mede gelet op de huidige woningmarkt, van de man niet worden verwacht dat hij binnen afzienbare tijd een woning betrekt die binnen zijn woonbudget valt. De rechtbank acht de huidige woning van de man gelet op zijn inkomen wel te ver buiten zijn prijsklasse liggen. Daarnaast is gebleken dat de huidige woning van de man niet geschikt is om beide kinderen te ontvangen. De rechtbank acht het daarom redelijk om uit te gaan van woonlasten van € 1.500,- per maand, gelet op de door beide partijen overgelegde mogelijkheden voor andere huurwoningen. De rechtbank gaat ervan uit dat als de man een nieuwe woning betrekt met lagere woonlasten, partijen een nieuwe berekening zullen maken.
Ten aanzien van de lijfrentepremie zal de rechtbank rekening houden met een extra last van € 590,- per jaar, te weten € 49,- per maand.
Het bovenstaande brengt met zich mee dat de draagkracht van de man € 340,- per maand bedraagt, te weten 70% x [3.345 - (1.500 + 1.310 + 49)].
Conclusie
Gelet op de gezamenlijke draagkracht van partijen van (€ 1.222,- + € 340,- =) € 1.562,- per maand bedraagt het eigen aandeel van de vrouw in de kosten van de kinderen naar rato van haar draagkracht (€ 1.222,- / € 1.562,- x € 1.534,- =) € 1.200,- per maand, te weten € 600,- per maand per kind. Het eigen aandeel van de man in de kosten van de kinderen bedraagt naar rato van zijn draagkracht (€ 340,- / € 1.562,- x € 1.534,- =) € 334,- per maand, te weten € 167,- per maand per kind.
Op de te betalen bijdrage moet in beginsel een zorgkorting in mindering worden gebracht. De zorgkorting bedraagt een percentage van de behoefte, welk percentage afhankelijk is van de hoeveelheid omgang of zorg. Voor [minderjarige 1] zal de rechtbank rekening houden met een zorgkorting van 5%. Hoewel er al een jaar geen omgang is tussen de vrouw en [minderjarige 1] is er wel de intentie voor herstel van het contact. Voor [minderjarige 2] zal de rechtbank in lijn met de tussen partijen overeengekomen co-ouderschapsregeling rekening houden met een zorgkorting van 35%. De omgang tussen [minderjarige 2] en de vader is pas recent stopgezet en het is niet duidelijk hoe lang of kort dit zal duren. De rechtbank gaat ervan uit dat als deze situatie net als bij [minderjarige 1] structureel zou worden, partijen een nieuwe berekening zullen maken gebaseerd op een bijpassende zorgkorting. Het bedrag aan zorgkorting bedraagt
€ 38,- per maand voor [minderjarige 1] (5% van € 767,-) en € 268,- per maand voor [minderjarige 2] (35% van
€ 767,-).
De door de vrouw te betalen kinderalimentatie voor [minderjarige 1] zal worden vastgesteld op een bedrag van € 562,- per maand (€ 600,- minus € 38,-). De rechtbank merkt op dat de man meer aan zorgkosten voor [minderjarige 2] betaalt (€ 268,-) dan zijn aandeel in de kosten van [minderjarige 2] is (€ 167,-). De man komt daarmee € 101,- per maand tekort in de kosten die hij voor [minderjarige 2] maakt. Aangezien de draagkracht van de vrouw € 1.222,- per maand bedraagt en zij volgens de huidige berekening hiervan € 1.200,- per maand aan de kinderen besteedt, blijft er € 22,- per maand van haar draagkracht ongebruikt. De rechtbank acht het in dit geval redelijk dat de vrouw dit bedrag aan de man betaalt als bijdrage in de kosten van [minderjarige 2] . De rechtbank zal daarom een door de vrouw te betalen kinderalimentatie voor [minderjarige 2] vaststellen op een bedrag van € 22,- per maand.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [datum] 2002 in [plaats 1] ;
*
neemt op de door de ouders getroffen onderlinge regelingen, zoals neergelegd in het (in kopie) aan deze beschikking gehechte ouderschapsplan;
*
bepaalt dat de tussen de vrouw en de man in onderling overleg gemaakte afspraken, neergelegd in het aan deze beschikking gehechte echtscheidingsconvenant, deel uitmaken van deze beschikking;
*
bepaalt dat de vrouw aan de man, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, een kinderalimentatie voor [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2007 in [geboorteplaats] , van € 562,- per maand en voor [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2010 in [geboorteplaats] , van € 22,- per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
*
verklaart deze beschikking – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. de Jong-Kwestro, rechter, ook kinderrechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 25 april 2025.