ECLI:NL:RBDHA:2025:8807

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
C/09/661262 / FA RK 24-1033
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing eenhoofdig gezag en wijziging zorgregeling voor minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 april 2025 een beschikking gegeven inzake het gezag en de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige 1]. De moeder heeft verzocht om wijziging van de zorgregeling en om het gezamenlijk gezag om te zetten naar eenhoofdig gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders, die een affectieve relatie hadden tot 2016, de ouders zijn van [minderjarige 1], geboren in 2014. De vader heeft [minderjarige 1] erkend en zij verblijft bij de moeder. Eerdere beschikkingen hebben al gezorgd voor een regeling waarbij de vader om de week zorg heeft. De moeder heeft echter aangegeven dat deze regeling niet goed verloopt, mede door de aanwezigheid van de partner van de vader, die in het verleden [minderjarige 1] heeft mishandeld. De rechtbank heeft de mening van [minderjarige 1] gehoord en vastgesteld dat zij behoefte heeft aan contact met haar vader, maar niet met zijn partner. De ouders hebben uiteindelijk overeenstemming bereikt over een nieuwe zorgregeling waarbij [minderjarige 1] iedere zaterdag bij de vader zal zijn, zonder de aanwezigheid van de partner van de vader. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het gezamenlijk gezag niet goed functioneert, omdat de vader regelmatig zijn toestemming weigert voor belangrijke zaken zoals school en identiteitsdocumenten. Daarom heeft de rechtbank besloten om het verzoek van de moeder tot eenhoofdig gezag toe te wijzen, in het belang van [minderjarige 1]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-1033
Zaaknummer: C/09/661262
Datum beschikking: 25 april 2025

Gezag en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken c.q. omgang

Beschikking op het op 6 februari 2024 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Ahmadi te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Amrani te Amsterdam.

Procedure

Bij beschikking van deze rechtbank van 2 april 2024 is, met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van 24 november 2020, voor zover hier relevant, de door de vader met ingang van 1 januari 2024 te betalen kinderalimentatie op € 400,- per maand bepaald, en is de behandeling van het verzoek tot wijziging van het gezag en de zorgregeling pro forma aangehouden tot een nog nader te bepalen datum.
De rechtbank heeft wederom kennis genomen van de stukken, waaronder nu ook:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 21 oktober 2024 van de moeder.
De minderjarige [minderjarige 1] heeft in een gesprek met de rechter haar mening kenbaar gemaakt.
Op 28 maart 2025 heeft de behandeling ter zitting plaatsgevonden. Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
Door de advocaat van de vader zijn pleitnotities overgelegd.

Feiten

  • Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad tot 2016.
  • Zij zijn de ouders van de nu nog minderjarige [minderjarige 1] ( [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats 1]
  • De vader heeft [minderjarige 1] erkend.
  • [minderjarige 1] verblijft bij de moeder.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 24 november 2020, voor zover hier relevant:
  • is bepaald dat voortaan aan de vader, gezamenlijk met de moeder, het ouderlijk gezag toekomt over [minderjarige 1] ;
  • is bepaald dat [minderjarige 1] bij de vader zal verblijven: om de week van vrijdag tot zondag 18.00 uur, waarbij de vader [minderjarige 1] ophaalt en weer terugbrengt, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen in onderling overleg tussen de ouders nader overeen te komen;
  • is bepaald dat de moeder de vader iedere vrijdag per e-mail een update geeft over [minderjarige 1] .
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 25 februari 2025 is, met wijziging in zoverre van voornoemde beschikking van deze rechtbank van 2 april 2024, de door de vader met ingang van 1 januari 2024 te betalen kinderalimentatie bepaald op € 119,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
  • De moeder is ook de moeder van de nu nog minderjarige [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2022 te [geboorteplaats 1] .
  • De vader is ook de vader van de volgende minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2005 te [geboorteplaats 2] ;
  • [minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum 4] 2020 te [geboorteplaats 2] .

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt nu nog:
  • te bepalen dat de bij beschikking van deze rechtbank van 24 november 2020 vastgestelde zorgregeling wordt gewijzigd als volgt: één dag per week in het weekend van 10.00 uur tot 19.00 uur in Den Haag zonder aanwezigheid van de partner van de vader, waarbij de vader [minderjarige 1] ophaalt bij de moeder en terugbrengt naar de moeder, althans een regeling die de rechtbank juist acht;
  • te bepalen dat het gezamenlijk gezag wordt gewijzigd en dat het eenhoofdig gezag voortaan enkel aan de moeder toekomt;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader voert verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Zorgregeling / omgang
De moeder heeft aangegeven dat de vastgestelde zorgregeling niet goed verloopt. [minderjarige 1] heeft een aantal keren verbleven bij de vader in Amsterdam. De vader verblijft bij zijn partner, [naam 2] . De partner van de vader heeft [minderjarige 1] in 2021 en 2022 mishandeld. Daarvan heeft de moeder aangifte gedaan. De situatie is inmiddels zo dat [minderjarige 1] haar vader slechts incidenteel ziet, terwijl zij wel behoefte heeft aan contact met haar vader. [minderjarige 1] weigert te overnachten bij de vader, vanwege zijn partner en de ruzies tussen de vader en zijn partner. [minderjarige 1] heeft nachtmerries vanwege de incidenten. Daarom heeft [minderjarige 1] ook hulpverlening nodig. De moeder verzoekt wijziging van de zorgregeling.
De rechtbank overweegt dat [minderjarige 1] in het gesprek met de rechter heeft aangegeven dat zij haar vader mist, maar geen contact wil met de partner van haar vader. De vader heeft op de zitting aangegeven dat hij [minderjarige 1] ook heel erg mist. Uiteindelijk hebben de ouders op de zitting overeenstemming bereikt over de zorgregeling zoals die eruit moet komen te zien. De ouders hebben afgesproken dat [minderjarige 1] met de vader zal zijn iedere zaterdag van 11.00 uur tot 18.00 uur inclusief avondeten, in Den Haag, waarbij de vader [minderjarige 1] ophaalt bij en terugbrengt naar de moeder en waarbij geldt dat de partner van de vader niet bij het contact aanwezig zal zijn. De rechtbank acht deze regeling in het belang van [minderjarige 1] . Zo kan het contact met haar vader weer op normale wijze worden vormgegeven.
De vader heeft op de zitting aangegeven dat hij op zoek is naar een eigen woonruimte, waar hij zijn kinderen in rust kan ontvangen. Als de vader een eigen woonruimte heeft, kunnen de ouders in overleg de zorgregeling eventueel weer uitbreiden. Tot die tijd geldt de zorgregeling zoals door de ouders op de zitting overeengekomen. De rechtbank zal aldus beslissen.
Gezag
Op grond van het eerste lid van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag, bedoeld in het eerste lid van artikel 1:252 BW beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Het eerste en derde lid van artikel 1:251a worden van overeenkomstige toepassing verklaard. Op grond hiervan kan de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De moeder loopt tegen praktische problemen aan sinds de vader het gezag heeft, omdat de vader simpelweg weigert zijn toestemming te verlenen. De school van [minderjarige 1] heeft op 17 augustus 2023 de moeder aangeschreven met de vraag of het lukt de toestemmingsformulieren te tekenen. Doordat de vader lang gewacht heeft, kon [minderjarige 1] niet meedraaien op de eerste schooldag. Ook heeft de vader geweigerd zijn toestemming te verlenen voor de aanvraag van een identiteitskaart. De moeder moet telkens smeken om een handtekening, waarbij zij zelfs van de vader naar Amsterdam moet afreizen voor een handtekening, waarbij dan nog de vraag is of zij die handtekening zal krijgen. Ook heeft de school partijen geadviseerd om [minderjarige 1] aan te melden bij schoolmaatschappelijk werk, maar kan de aanmelding niet worden gerealiseerd omdat de toestemming van de vader ontbreekt. De vader is niet bereikbaar voor de school. Hij zegt toestemming te verlenen, maar handelt er niet naar. De vader heeft zijn gezag diverse keren misbruikt en probeert de moeder tegen te werken. Hij gebruikt het als machtsmiddel en toont geen enkele interesse.
De vader stelt dat hij nooit verzoeken heeft gekregen om toestemming te verlenen. De vader is betrokken bij de school en hecht er waarde aan om zijn actieve vaderrol te blijven vervullen. De vader vreest dat, indien de moeder het eenhoofdig gezag krijgt, hij volledig buiten beeld zal worden geplaatst. Ook heeft de vader een door hem getekend toestemmingsformulier voor de aanvraag van een identiteitskaart van [minderjarige 1] op de zitting overhandigd aan de moeder.
Hoewel gezamenlijk gezag het uitgangspunt is van de wet(gever), is de rechtbank van oordeel dat in dit geval sprake is van een uitzonderingsgrond zoals bedoeld in artikel 1:251a BW. Het is de rechtbank gebleken uit de door de moeder overgelegde stukken (productie 6 en 7, emailberichten van de school aan partijen) dat aan de vader wel degelijk meermaals is gevraagd om toestemming en dat de moeder en de school van de vader niets hebben vernomen. Gebleken is dat de inschrijving op de nieuwe school van [minderjarige 1] én de hulpverlening ernstig zijn vertraagd, doordat de vader geen toestemming gaf of onbereikbaar was voor de moeder en/of de school. Deze wijze van handelen van de vader is niet in het belang van [minderjarige 1] . Dat de vader – pas op de zitting voor het eerst – een ondertekend toestemmingsformulier overhandigt voor de aanvraag van de identiteitskaart, maakt dat oordeel niet anders. Nu gezagsbeslissingen over [minderjarige 1] bij gezamenlijk gezag niet op voortvarende manier kunnen worden genomen, acht de rechtbank een wijziging van het gezag in het belang van [minderjarige 1] noodzakelijk. De rechtbank zal het verzoek van de moeder tot eenhoofdig gezag daarom toewijzen.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van 24 november 2020 – :
*
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige 1] ( [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats 1] , bij de vader zal zijn:
- iedere zaterdag van 11.00 uur tot 18.00 uur inclusief avondeten, in Den Haag, waarbij de vader [minderjarige 1] ophaalt bij en terugbrengt naar de moeder en waarbij geldt dat de partner van de vader ( [naam 2] ) niet bij het contact aanwezig zal zijn;
*
bepaalt dat voortaan alleen de moeder het ouderlijk gezag toekomt over [minderjarige 1] ;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Brakel, kinderrechter, bijgestaan door mr. R.P. Bas als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 april 2025.