In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 19 mei 2025, wordt het beroep van eiser, een Nigeriaanse man, ongegrond verklaard. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER, omdat hij de ouder is van een minderjarig kind met de Nederlandse nationaliteit. De minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag afgewezen, stellende dat eiser verblijfsrecht in Italië heeft en niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn kind gedwongen zou worden de EU te verlaten als hem verblijfsrecht in Nederland zou worden geweigerd. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft afgewezen, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk zorg- en opvoedtaken verricht en dat er geen belemmeringen zijn van de andere ouder. De rechtbank behandelt ook de formele kwestie van de ondertekening van het besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in plaats van de minister van Asiel en Migratie, maar concludeert dat dit gebrek niet leidt tot nietigheid van het besluit. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn verblijfsrecht in Italië is beëindigd, en de rechtbank oordeelt dat de minister voldoende onderzoek heeft gedaan naar de verblijfsstatus van eiser. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.