ECLI:NL:RBDHA:2025:8711

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
NL24.35770
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsdocument EU/EER aanvraag door de minister van Asiel en Migratie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 19 mei 2025, wordt het beroep van eiser, een Nigeriaanse man, ongegrond verklaard. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER, omdat hij de ouder is van een minderjarig kind met de Nederlandse nationaliteit. De minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag afgewezen, stellende dat eiser verblijfsrecht in Italië heeft en niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn kind gedwongen zou worden de EU te verlaten als hem verblijfsrecht in Nederland zou worden geweigerd. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft afgewezen, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk zorg- en opvoedtaken verricht en dat er geen belemmeringen zijn van de andere ouder. De rechtbank behandelt ook de formele kwestie van de ondertekening van het besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in plaats van de minister van Asiel en Migratie, maar concludeert dat dit gebrek niet leidt tot nietigheid van het besluit. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn verblijfsrecht in Italië is beëindigd, en de rechtbank oordeelt dat de minister voldoende onderzoek heeft gedaan naar de verblijfsstatus van eiser. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.35770

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: N. Mikolajczyk).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiser om afgifte van een verblijfsdocument EU/EER. Eiser is het niet eens met de afwijzing. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat de minister heeft kunnen uitgaan van het verblijfsrecht van eiser in Italië. Ook heeft eiser niet onderbouwd dat hij wordt belemmerd bij het uitoefenen van zijn zorg- en opvoedtaken. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 15 december 2022 een aanvraag ingediend om afgifte van een verblijfsdocument EU/EER. Eiser heeft hieraan ten grondslag gelegd dat hij de ouder is van een minderjarige dochter met de Nederlandse nationaliteit.
3. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 23 augustus 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 15 augustus 2024 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
3.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
3.2.
De rechtbank heeft het beroep op 9 mei 2025 op zitting behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

De besluitvorming
4. Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] . Eiser heeft op grond van het Chavez-Vilchez arrest [1] een aanvraag ingediend voor verblijf bij zijn dochter, geboren op [geboortedatum] (hierna: het kind). Het kind woont, met haar moeder, in Nederland.
5. De minister heeft de aanvraag van eiser afgewezen omdat is gebleken dat eiser een verblijfsrecht in Italië heeft. Hierdoor heeft eiser volgens de minister niet aannemelijk gemaakt dat het kind zou worden gedwongen om het grondgebied van de Europese Unie (EU) te verlaten als aan eiser verblijfsrecht in Nederland wordt geweigerd. Verder heeft eiser met de door hem overgelegde stukken onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij daadwerkelijke zorg- en opvoedtaken verricht. Ook is niet gebleken dat de moeder van het kind eiser belemmerd om deze zorg- en opvoedtaken te vervullen.
Juridisch kader
6. Om te kunnen vaststellen of er rechtmatig verblijf is op grond van Chavez-Vilchez is het volgende kader van belang. Als verzorgende ouder van een Nederlands minderjarig kind kan een vreemdeling rechtmatig verblijf hebben in Nederland. Dat staat in paragraaf B10/2.5. van de Vc 2000 [2] . Er moet dan aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
a. de vreemdeling moet zijn identiteit en nationaliteit aannemelijk maken en ondubbelzinnig aantonen;
b. de vreemdeling heeft een minderjarig kind dat in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit;
c. de vreemdeling verricht al dan niet gezamenlijk met de andere ouder daadwerkelijke zorgtaken ten behoeve van het minderjarige kind;
d. tussen de vreemdeling en het kind bestaat een zodanige afhankelijkheidsverhouding dat het kind gedwongen zou zijn het grondgebied van de EU te verlaten als aan de vreemdeling geen verblijfsrecht wordt toegekend.
6.1.
Het is aan de vreemdeling om met voldoende bewijsstukken aan te tonen dat hij aan deze voorwaarden voldoet.
Is het bestreden besluit op de juiste wijze ondertekend?
7. Eiser heeft tijdens de zitting aangevoerd dat het bestreden besluit ten onrechte is ondertekend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in plaats van door de minister van Asiel en Migratie, waardoor er sprake is van een formeel gebrek.
8. De gemachtigde van de minister heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het op zitting aanvoeren van deze beroepsgrond in strijd is met de goede procesorde. Mocht de rechtbank toch van mening zijn dat sprake is van een gebrek dan wordt verzocht, gelet op de gang van zaken op zitting, de minister niet te veroordelen in de proceskosten van eiser.
9. De rechtbank merkt op dat de gang van zaken op zitting niet de schoonheidsprijs verdient. Door de gemachtigde van eiser is deze beroepsgrond aan het einde van de behandeling van de zitting naar voren gebracht. In tegenstelling tot de gemachtigde van de minister is de rechtbank, gelet op de inhoud van de beroepsgrond, echter van oordeel dat er desondanks geen sprake is van strijd met de goede procesorde. Met ingang van 2 juli 2024 is de beslissingsbevoegdheid in het Nederlandse vreemdelingenrecht overgegaan van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid naar de minister van Asiel en Migratie. [3] De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit, dat dateert van na 2 juli 2024, is ondertekend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit is een gebrek. De rechtbank passeert dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het besluit is namelijk ondertekend door een ambtenaar die daartoe bevoegd was. Daarnaast is niet gesteld noch gebleken dat eiser door de onjuiste ondertekening in zijn belangen is geschaad. Gelet op het geconstateerde gebrek ziet de rechtbank geen aanleiding om de minister niet te veroordelen in de proceskosten.
Is er sprake van een onzorgvuldige besluitvorming?
10. Eiser voert aan dat er sprake is van onzorgvuldige besluitvorming nu de minister niet kenbaar heeft gemaakt op basis van welke documenten zij tot de conclusie is gekomen dat eiser een verblijfsrecht heeft in Italië. Eiser stelt dat het verblijfsrecht in Italië is gekoppeld aan werk en omdat eiser al geruime tijd in Nederland verblijft is het niet onaannemelijk dat het verblijfsrecht in Italië niet meer geldig is. Volgens eiser is het voor de minister zeer simpel om documenten van de Italiaanse autoriteiten te overleggen waaruit blijkt dat eiser nog altijd een geldige verblijfsvergunning heeft. Nu de minister de documenten niet kenbaar heeft gemaakt, is het bestreden besluit mogelijk in strijd met het arrest Chavez-Vilchez genomen. Ook gelet op artikel 3 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) mag volgens eiser van de minister meer onderzoek worden verlangd naar zijn verblijfsrechtelijke status in Italië.
10.1.
De rechtbank stelt vast dat de minister het verblijfsrecht van eiser in Italië heeft gebaseerd op het feit dat uit zijn asielprocedure volgt dat eiser beschikt over een Italiaanse identiteitskaart die geldig is tot 30 juni 2028. Naar aanleiding hiervan heeft de minister bij de Italiaanse autoriteiten navraag gedaan naar het verblijfsrecht van eiser in Italië. De Italiaanse autoriteiten hebben per e-mail aangegeven dat eiser in Italië een humanitaire verblijfsvergunning heeft en dat hij een aanvraag heeft gedaan voor verlenging van zijn verblijfsvergunning voor zelfstandig werk. Ter onderbouwing heeft de minister op zitting de mailwisseling aan het digitale dossier toegevoegd.
10.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister op basis van de Italiaanse identiteitskaart van eiser heeft kunnen aannemen dat eiser een verblijfsrecht heeft in Italië. Daarnaast heeft de minister vervolgens bij de Italiaanse autoriteiten navraag gedaan naar de verblijfsstatus van eiser in Italië. Hieruit is gebleken dat eiser beschikt over een verblijfsrecht in Italië. Zoals in rechtsoverweging 6. en 6.1. beschreven, volgt uit het arrest Chavez-Vilchez dat het aan de vreemdeling is om met bewijsstukken aannemelijk te maken dat hij aan alle vier de voorwaarden voldoet. Gelet hierop heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat zijn verblijfsrecht in Italië is beëindigd. De stelling van eiser dat het voor de minister zeer simpel zou zijn om de Italiaanse documenten te verkrijgen, maakt dit niet anders. Ook het beroep van eiser op artikel 3 van het IVRK leidt niet tot een ander oordeel. Eiser heeft niet onderbouwd op welke wijze uit dit artikel volgt dat het aan de minister is om nader onderzoek te doen naar de verblijfsstatus van eiser.
10.3.
De rechtbank stelt vast dat eiser geen documenten heeft overgelegd waaruit volgt dat zijn verblijfsrecht in Italië is beëindigd. De minister dan ook heeft terecht overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het kind zou worden gedwongen om het grondgebied van de Europese Unie (EU) te verlaten als aan eiser een verblijfsrecht in Nederland wordt geweigerd (voorwaarde d). Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat er sprake is van een onzorgvuldige besluitvorming.
Heeft eiser aangetoond dat hij door de andere ouder wordt belemmerd in het contact met het kind?
11. Eiser voert volledigheidshalve aan dat hij nog altijd door de biologische moeder wordt beperkt in contact met zijn kind. Eiser en de andere ouder zijn nog altijd wachtende op een intakegesprek van het wijkteam Den Helder om de communicatie tussen partijen op gang te brengen.
11.1.
De rechtbank overweegt dat eiser op hiermee niet heeft onderbouwd dat hij door de moeder van het kind wordt belemmerd in het contact met het kind. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser evenmin heeft aangetoond dat hij voldoet aan voorwaarde c van het arrest Chavez-Vilchez.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de minister op goede gronden de afgifte van een verblijfsdocument EU/EER aan eiser heeft geweigerd. Het bestreden besluit blijft in stand.
12. Gelet op het hiervoor onder 9 geconstateerde gebrek zal de rechtbank de minister veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,- (achttienhonderdveertien euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354.
2.Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Zie het Koninklijk besluit van 2 juli 2024 tot instelling van een Ministerie van Asiel en Migratie, Stcrt. 4 juli 2024, nr. 22497.