ECLI:NL:RBDHA:2025:8693

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
NL25.11020
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met verwijzing naar Dublin-regelgeving

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 16 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, een Syrische nationaliteit met een V-nummer, had op 6 maart 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublin-regelgeving.

De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting beoordeeld. In een eerdere uitspraak, zaaknummer NL25.11019, heeft de rechtbank het beroep van de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van mr. H.A. van der Wal, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.11020

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker,

geboren op [geboortedatum],
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.K.E.E. Fischer-Fuhler),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. De minister heeft op 6 maart 2025 de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting [1] .
3. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL25.11019, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep en het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. van der Wal, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).