ECLI:NL:RBDHA:2025:8671
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot reguliere verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die een V-nummer heeft, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin is bepaald dat hij niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning. De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, maar dit verzoek is afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om voorbij te gaan aan de indieningsvereisten, maar heeft in dit geval besloten om dat wel te doen vanwege uitzonderlijke omstandigheden. Deze omstandigheden zijn onder andere dat het verzoek deel uitmaakt van een cluster van vele tientallen zaken en dat er sprake is van misbruik van recht. De verzoeker heeft niet duidelijk gemaakt welke voorlopige voorziening hij vraagt, maar het verzoek is opgevat als een verzoek om opschorting van de rechtsgevolgen van het primaire besluit, dat de verzoeker verplicht om terug te keren naar Turkije. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn beroep op het associatierecht en dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is. Het bezwaar tegen het primaire besluit is dan ook ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.