In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 16 mei 2025, is het beroep van eiser tegen een terugkeerbesluit van de minister van Asiel en Migratie kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bulthuis, had beroep aangetekend tegen het besluit van de minister, dat hem verplichtte Nederland te verlaten. De rechtbank oordeelde dat eiser op 14 maart 2024 onder toezicht is vertrokken, waardoor hij geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank baseerde haar oordeel op eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin was geoordeeld dat de minister derdelanders die voor 4 maart 2024 tijdelijk verblijf hadden in Oekraïne, niet eerder mocht verplichten om de EU te verlaten. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en veroordeelt de minister tot vergoeding van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 907,00.