ECLI:NL:RBDHA:2025:8647
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit CAK over verdragsgerechtigdheid en buitenlandbijdrage Zorgverzekeringswet
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2025, in de zaak tussen eiser en het Centraal Administratie Kantoor (CAK), wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het CAK beoordeeld. Eiser, geboren in 1955 en woonachtig in België, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het CAK dat hij met ingang van 16 mei 2021 verdragsgerechtigd is op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en dat hij een buitenlandbijdrage verschuldigd is. Het CAK handhaafde zijn besluit na een bezwaar van eiser, die aanvoerde dat hij ten onrechte als verdragsgerechtigde is aangemerkt, omdat hij meeverzekerd zou zijn via zijn echtgenote die in België werkt.
De rechtbank oordeelt dat eiser recht heeft op zorg in België ten laste van Nederland, op basis van artikel 24 van Verordening (EG) nr. 883/2004. Eiser ontvangt een AOW-uitkering en een pensioen van de Stichting Pensioenfonds DSM-Nederland, wat hem onder de werkingssfeer van deze verordening plaatst. De rechtbank stelt vast dat eiser geen recht heeft op zorg op basis van Belgische wetgeving, en dat zijn recht op zorg voortvloeit uit zijn zelfstandige recht op verstrekkingen op grond van de Zvw. De rechtbank concludeert dat het CAK terecht heeft vastgesteld dat eiser verdragsgerechtigd is en dat hij een buitenlandbijdrage verschuldigd is.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.