In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2025 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van eiser, die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. Eiser was op 6 december 2024 in bewaring gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van een eerder onderzoek op 12 februari 2025. Eiser heeft betoogd dat er geen zicht op uitzetting naar Angola is, omdat hij al negen maanden in bewaring zit zonder dat de Angolese autoriteiten een laissez-passer hebben afgegeven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de situatie niet is veranderd sinds de eerdere uitspraak van 18 februari 2025 en dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting. De rechtbank heeft ook de belangenafweging van eiser tegen die van verweerder beoordeeld en geconcludeerd dat er geen zwaarwegende gronden zijn om de maatregel van bewaring te beëindigen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.