ECLI:NL:RBDHA:2025:8588

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
NL25.9880
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag van asielzoekers

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eisers, een groep asielzoekers, behandeld. De rechtbank heeft eerder in een procedure bepaald dat de minister van Asiel en Migratie binnen acht weken een besluit moest nemen op hun aanvraag. Dit besluit is echter niet tijdig genomen, wat aanleiding gaf tot het indienen van een tweede beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat een zitting niet nodig was, omdat partijen geen verzoek daartoe hebben ingediend. De rechtbank heeft het beroep ontvankelijk en gegrond verklaard, en de minister is opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Indien de minister deze termijn overschrijdt, is zij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is de minister verplicht om de proceskosten van eisers te vergoeden, die zijn vastgesteld op € 453,50, evenals het betaalde griffierecht van € 194,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak van tijdige besluitvorming door de minister, vooral gezien de achterstanden bij het behandelen van asielaanvragen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.9880

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam]

V-nummer: [nummer] ,
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. B. de Haan),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In een eerdere procedure heeft deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle (NL24.29877), het beroep van eisers tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond verklaard. De minister moest binnen een termijn van acht weken een besluit nemen op de aanvraag. Daarbij heeft de rechtbank ook bepaald dat als de minister niet op tijd een besluit neemt, zij een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
1.1.
Deze uitspraak gaat over het tweede beroep dat eisers hebben ingediend, omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de aanvraag van 27 september 2023.
1.2.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. De rechtbank heeft het beroep daarom niet op zitting behandeld en sluit hierbij het onderzoek. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
2. Voorafgaand aan het instellen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen moeten eisers de minister door middel van een ingebrekestelling laten weten dat zij binnen twee weken alsnog op de aanvraag moet beslissen. [2] Bij een tweede beroep tegen het niet tijdig beslissen op dezelfde aanvraag is een nieuwe ingebrekestelling niet nodig. [3]
3. In de uitspraak van 19 augustus 2024 heeft de rechtbank de minister een beslistermijn opgelegd van acht weken. De minister heeft niet binnen deze termijn een besluit op de aanvraag genomen.
4. Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?
5. De rechtbank heeft de minister verzocht binnen twee weken een verweerschrift in het digitale dossier in te dienen. De minister heeft geen verweerschrift ingediend. Uit de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020 volgt dat bij het bepalen van de lengte van de nadere termijn de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt. De rechter mag geen termijn stellen waarvan op voorhand vaststaat dat het bestuursorgaan die niet kan halen zonder onzorgvuldig te werk te gaan. De rechtbank is bekend met de grote achterstanden bij het beslissen op nareisaanvragen en bezwaarschriften in nareisprocedures bij de minister. In deze procedure heeft de minister geen duidelijkheid gegeven over de verwachte termijn waarop het dossier in behandeling zal worden genomen. Gelet op de duur van de nadere beslistermijn in de vorige procedure en het tijdsverloop sindsdien zal de rechtbank bepalen dat de minister binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit bekend dient te maken op de aanvraag van eisers.
Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?
6. Eisers hebben gevraagd om een dwangsom op te leggen als de minister niet op tijd beslist. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen vier weken een besluit op de aanvraag neemt, de minister opnieuw een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met opnieuw een maximum van € 7.500,-. [4]
Is de minister een bestuurlijke dwangsom verschuldigd?
7. Eisers hebben gevraagd de bestuurlijke dwangsom vast te stellen. In de uitspraak van 19 augustus 2024 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, vastgesteld dat de dwangsom € 902,- bedraagt, omdat deze is verschuldigd van 20 juli 2024 tot en met 18 augustus 2024. Inmiddels is de volledige bestuurlijke dwangsom van € 1.442,- verbeurd. Dat betekent dat de minister nog een dwangsom van € 540,- aan eisers moet vergoeden.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en de minister
binnen vier weken een besluit moet nemen op de aanvraag. Doet de minister dat niet, dan is zij aan eisers een dwangsom verschuldigd. De bestuurlijke dwangsom is inmiddels ‘volgelopen’ en rechtbank zal dat hierna vastleggen.
9. De minister moet de door eisers gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [5] De minister moet ook het betaalde griffierecht aan eisers vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om binnen vier weken na de dag van het bekendmaken van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • stelt de hoogte van de door de minister aan eisers verschuldigde dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb vast op € 540;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 194,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:12, aanhef en onder b, en artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2019:673.
4.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
5.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.