ECLI:NL:RBDHA:2025:8553
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening visumaanvraag van een minderjarige Surinaamse verzoeker
Deze uitspraak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaarprocedure tegen de afwijzing van een visumaanvraag van een twaalfjarige Surinaamse jongen. De verzoeker woont bij zijn oma sinds zijn moeder, die de enige verzorgende ouder is, naar Nederland is verhuisd voor medische behandelingen van zijn jongere broertje. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker niet langer gescheiden wil leven van zijn moeder en broertje en heeft daarom verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelt dat de gevraagde voorziening verstrekkend is, maar dat er aan de voorwaarden voor toewijzing is voldaan. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe, omdat de verzoeker als minderjarig gezinslid recht heeft op het gevraagde visum. De voorzieningenrechter benadrukt het belang van gezinsleven en de noodzaak voor de verzoeker om bij zijn moeder en broertje te zijn, vooral gezien zijn jonge leeftijd en de langdurige scheiding. De voorzieningenrechter heeft ook rekening gehouden met de medische situatie van de oma, die niet in staat is om de zorg voor de verzoeker op zich te nemen. De voorzieningenrechter heeft de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de verzoeker.