ECLI:NL:RBDHA:2025:8545

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
09-406924-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van brandstichting en explosievenbezit door minderjarige

Op 15 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2008, die beschuldigd werd van het medeplegen van brandstichting en het voorhanden hebben van explosieven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte op 24 december 2024 een auto in brand heeft gestoken in Hoek van Holland, en op 25 december 2024 explosieven in Zoetermeer voorhanden had. De verdachte werd op 1 mei 2025 gehoord in een besloten zitting, waar de officier van justitie bewijs heeft aangedragen, waaronder een bekennende verklaring van de verdachte en proces-verbaal van bevindingen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 77 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 100 uren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een gebiedsverbod en verplichting tot schoolgang, en heeft de verbeurdverklaring van inbeslaggenomen voorwerpen, zoals een balaclava en aansteker, bevolen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de samenleving benadrukt, en de verdachte als een first offender met een positieve thuissituatie beschreven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-406924-24
Datum uitspraak: 15 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[de verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 1 mei 2025.
De officier van justitie in deze zaak is mr. A.L.M. van Rookhuizen en de advocaat van de verdachte is mr. R.B. Schmidt te Noordwijk. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking is dat de verdachte zich, kort en zakelijk weergegeven, schuldig zou hebben gemaakt aan:
feit 1: het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, gepleegd in de periode van 23 december 2024 tot en met 25 december 2024;
feit 2: het voorhanden hebben van een wapen/explosief op 25 december 2024 in Zoetermeer, in vereniging;
feit 3: het medeplegen van brandstichting van een auto, met gemeen gevaar voor goederen, op 24 december 2024 in Hoek van Holland.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
Op 24 december 2024 rond 21.30 uur werd in Hoek van Holland een auto in brand gestoken (feit 3 op de tenlastelegging). Diezelfde avond ontving de politie om 23:58 een melding dat in Zoetermeer een grijskleurige Golf GTE stond waarvan de kentekenplaten waren afgeplakt en waarin twee mannen zaten die een bivakmuts zouden dragen. De politie die op de melding afkwam, zag op een nabijgelegen parkeerplaats bovengenoemd voertuig staan met aan de achterkant een handdoek over de kentekenplaat. Medeverdachte [medeverdachte] zat achter het stuur, naast hem zat de verdachte met een balaclava half over zijn hoofd. Tussen zijn benen lagen blauwe latex handschoenen en half onder zijn stoel lag een plastic tasje waarin – zo bleek later - zelfgemaakte explosieven zaten. De verdachte en de medeverdachte werden vlak na middernacht aangehouden. In de telefoon van de medeverdachte werd een filmpje aangetroffen dat duidde op de betrokkenheid van de verdachte en de medeverdachte bij feit 3.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van feit 3 dient de verdachte partieel vrij te worden gesproken van het tenlastegelegde ‘de nabij die vrachtwagen’.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd. De raadsman heeft zich namens de verdachte ten aanzien van de feiten 2 en 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de feiten 1 tot en met 3 met een opgave van de bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer DH4R024094/ Mergel, van de politie eenheid Den Haag, District Zoetermeer - Leidschendam/ Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 464).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 17 april 2025;
Verder ten aanzien van de feiten 1 en 2
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 december 2024, met foto-bijlagen (p. 50 - 72);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 december 2024 (p. 78 - 88);
4. Een geschrift, te weten, het rapport van het NFI "Explosievenonderzoek naar aanleiding van de vondst van twee vermeende explosieve constructies die zijn aangetroffen in een voertuig in Zoetermeer op 25 december 2024" van 8 april 2025 van dr. [naam 1]
(p. 439 - 454);
5. Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek Iphone11 met SIN [SIN-nummer 1] , bij de verdachte [de verdachte] inbeslaggenomen, opgemaakt op 29 dec 2024 (p .127 - 146);
Verder ten aanzien van feit 3
6. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] , opgemaakt op 27 december 2024 (p. 209 - 211);
7. Het proces-verbaal van bevindingen, analyse Apple iPhone 15 pro, SIN: [SIN-nummer 2] , in gebruik bij verdachte [medeverdachte] , opgemaakt op 28 december 2024 (p. 167 - 178).
De verdachte heeft bekend dat hij, telkens met de medeverdachte, opzettelijk een auto in brand heeft gestoken in Hoek van Holland, aan voorbereidingshandelingen voor het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing op een auto en een woning in Zoetermeer en ook het voorhanden hebben van die explosieven. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte – na het accepteren van de opdracht via Snapchat - degene is geweest die zich liet ophalen door de medeverdachte en dat zij samen naar Hoek van Holland zijn gereden, waar de verdachte benzine op de auto gooide en die in brand stak. Als bewijs dat de brandstichting van de auto was geslaagd, werd deze voor de opdrachtgever(s) - door de medeverdachte gefilmd. Daarna zijn zij naar Zoetermeer gereden. De verdachten hebben samen in Zoetermeer de kentekenplaten van de auto onleesbaar gemaakt en hadden steeds via een chatgroep contact met de opdrachtgever(s). In de auto trof de politie bij de stoel waarop de verdachte zat een tas met de explosieven die de verdachte, zoals hijzelf heeft verklaard, in Zoetermeer bij een auto en een woning tot ontploffing wilde brengen. De verdachte liet zich voor het plegen van deze feiten betalen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van 24 tot en met 25 december 2024 te Zoetermeer en Rotterdam en Leidschendam en Barendrecht, tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing terwijl daar levensgevaar en/of gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel van te duchten is, opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, en vervoermiddelen, te weten twee Improvised Explosive Devices (bestaande uit een container met flitspoeder en visco lont) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, doorgevoerd en voorhanden heeft gehad, en appgesprekken in een chatgroep heeft gevoerd met mededaders over het plegen van een aanslag op een voertuig en woning (met behulp van genoemde explosieven) en over de voorbereidingen daarvan en zich met gezichtsvermomming en voertuig met afgedekte kentekenplaten naar de directe omgeving van die beoogde woning en voertuig heeft begeven;
2
hij op 25 december 2024 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander
een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten twee Improvised Explosive Devices (bestaande uit een container met flitspoeder en visco lont), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad;
3
hij op 24 december 2024 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur en/of een brandstof in aanraking te brengen met een auto, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de nabij die auto staande bomen en geparkeerde voertuigen te duchten was.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

vrijwillige terugtred
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte, bij bewezenverklaring van feit 1, moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat sprake is van vrijwillige terugtred.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat volgens de eigen verklaring van de verdachte op de zitting, en de verklaring van de verdachte bij de rechter-commissaris, de verdachte bij zichzelf dacht “waar ben ik mee bezig” toen hij met de medeverdachte op de plek kwam waar zij de explosieven zouden plaatsen. De verdachte is daarop twee keer zonder explosieven uit de auto gestapt en is met een bivakmuts op, gaan rondlopen om een melding bij de politie uit te lokken.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Uit de heersende rechtspraak blijkt dat de enkele, nergens onderbouwde, verklaring van de verdachte dat hij twijfelde of hij moest doorgaan met het plan een ontploffing teweeg te brengen onvoldoende is om daarop een geslaagd beroep op vrijwillige terugtred aan te nemen. Zijn verklaring getuigt weliswaar van enige aarzeling toen zij bij de plek kwamen waar de explosies moesten gaan plaatsvinden. Echter, deze aarzeling heeft de verdachte niet weerhouden door te gaan met het vooropgezet plan, integendeel. Hij heeft samen met de medeverdachte de kentekenplaten van hun auto onherkenbaar gemaakt en zat, toen de politie arriveerde, samen met de medeverdachte in de auto en had de tas met de explosieven bij zich. Ook weegt de rechtbank mee dat de verdachte zich in de chats actief opstelde, niet alleen over de opdrachten maar ook over het geld dat hij zou ontvangen.
De rechtbank verwerpt het beroep op vrijwillige terugtred.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.De op te leggen straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 77 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) met uitzondering van de enkelband. De twee voorwaarden die nu als schorsingsvoorwaarden gelden, namelijk dat de verdachte naar school gaat en het gebiedsverbod dienen ook te worden opgelegd. De officier heeft daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt een geheel voorwaardelijke straf op te leggen met de door de Raad geadviseerde voorwaarden behalve het elektronisch toezicht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft samen met een ander een auto in brand gestoken en voorbereidingshandelingen getroffen voor het veroorzaken van een ontploffing of brand, onder andere door het voorhanden hebben van zeer explosief materiaal. Op de zitting is duidelijk geworden dat de verdachte twee zeer gevaarlijke explosieven met een grote hoeveelheid flitspoeder voorhanden had, die tot grote explosies konden leiden. In dit verband is tekenend dat zelfs de explosieven opruimingsdienst het te gevaarlijk vond om van het tweede aangetroffen pakket een monster te nemen. Uit de informatie van het NFI blijkt dat flitspoeder al bij wrijving of warmte kan reageren en dat ontploffing van zelfs maar de helft van de inhoud van de tas zou hebben geleid tot een zekere dood van de inzittenden in de auto en tot zeer ernstige gevolgen voor de veiligheid en gezondheid van personen, zeker als dat gebeurt bij een woning die omringd is met woonhuizen zoals in dit geval. Het gevaarzettende karakter van de explosieven is daarmee een gegeven. Het teweegbrengen van ontploffingen is zeer ernstig en doet zich op verschillende plaatsen in Nederland steeds vaker voor, kennelijk met als doel personen te intimideren. Deze feiten komen vaak in het nieuws, zo ook deze feiten in Zoetermeer. Het is een groot en toenemend maatschappelijk probleem dat leidt tot angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft kennelijk in het geheel niet stil gestaan bij de risico’s van het bij zich hebben van een explosief en het levensgevaar waaraan hij zichzelf en anderen blootstelde en hoe traumatiserend het kan zijn als er in de buurt een explosief wordt neergelegd. Daarnaast heeft de verdachte met het in brand steken van de auto geen enkel respect getoond voor andermans eigendom. Hij heeft enkel gedacht aan het geld dat hij hiermee zou verdienen, en totaal niet nagedacht over de gevolgen die zijn gedrag zou hebben voor anderen. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 26 maart 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Dus heeft dit geen invloed op de straf.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapporten opgemaakt door de Raad en van het veiligheidsplan dat is opgesteld door Jeugdbescherming west (hierna: de jeugdreclassering) en de mondelinge toelichting die door de deskundigen van de Raad en de jeugdreclassering op de zitting is gegeven. Uit het meest recente rapport van de Raad volgt - kort samengevat - dat de verdachte een first offender is, die eigenlijk vanuit het niets tot deze ernstige verdenkingen is gekomen. Hij heeft een betrokken en positieve thuissituatie en is gemotiveerd met zijn opleiding bezig. Hij heeft de tijdens de voorlopige hechtenis ontstane achterstand ingehaald en heeft zich goed aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. De verdachte heeft niet veel gezegd over de contacten met de mededaders, waardoor het effect hiervan op het risico voor herhaling niet kan worden ingeschat. Hij zegt geen contact meer met hen te hebben en heeft wel dagelijks contact met de jeugdreclasseerder. De verdachte heeft via school een coach die hem begeleidt. Voortzetting van de begeleiding door de jeugdreclassering en de structuur die deze biedt, is nuttig om de positieve lijn vast te houden en de structuur niet direct te laten wegvallen. De Raad adviseert, naast eventueel een onvoorwaardelijke werkstraf, een voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, zoals in het veiligheidsplan van de jeugdreclassering genoemd. Op de zitting heeft de Raad het advies aangepast in die zin dat elektronische controle afgebouwd kan worden, deelname aan fysiotherapie niet hoeft te worden opgenomen, en de voorwaarden gebiedsverbod, dagbesteding en schoolgang, zoals die bij de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn bepaald, ook nu geadviseerd worden. De jeugdreclassering heeft toegelicht dat zij zich bij de verdachte zal richten op spanningen en geld, factoren die kennelijk bij het plegen van de feiten een rol hebben gespeeld. De tijden van de avondklok zijn inmiddels verruimd, deze begint nu om 20.30 uur, en elektronisch toezicht is niet meer nodig. Als voorwaarde adviseert de jeugdreclassering ook te bepalen het gebiedsverbod zoals dat nu als schorsingsvoorwaarde geldt, en meewerken aan behandeling door een fysiotherapeut en medisch psycholoog. Het fysieke welzijn is volgens de jeugdreclassering voor de verdachte mede bepalend geweest voor het delictgedrag.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen.
De rechtbank stelt voorop dat bij de aard en ernst van de feiten een onvoorwaardelijke straf past. De verdachte komt in de chats die het dossier bevat, over als gemotiveerd om deze klus en ook meerdere klussen, te klaren als er maar voor betaald wordt. Niet uitgesloten is dat hij toch onder enige druk is gezet, nu uit de inhoud van het dossier ook naar voren komt dat de betaling voor de autobrand pas zou plaatsvinden als hij ook aan de aanslag later die avond meewerkte. De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend is en zij zal deze volgen. Daarbij zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden opleggen, zoals op de zitting is verzocht door de officier van justitie en de jeugdreclassering. Daarbij zal de rechtbank ook de voorwaarde betreffende medewerking aan medische behandelingen opnemen, gezien de relevantie voor het voorkomen van recidive zoals door de jeugdreclassering is toegelicht.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat inbeslaggenomen voorwerpen, een telefoon, een aansteker en een balaclava muts, zullen worden verbeurdverklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de inbeslaggenomen telefoon van verdachte, (SIN-nummer [SIN-nummer 1] ), staat vast dat deze voor wat betreft de bewezenverklaarde feiten enkel is gebruikt om mee te chatten met de medeverdachten. De rechtbank is van oordeel dat dit onvoldoende is om vast te stellen dat met behulp van de volledige telefoon de bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd. Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de inbeslaggenomen telefoon.
De rechtbank zal de inbeslaggenomen balaclava-muts en aansteker, verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze aan de verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 46, 47, 55 lid 1, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 157 van het Wetboek van Strafrecht en 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.5 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
de eendaadse samenloop van
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van voorbereiding van het opzettelijk brand stichten en/of het teweegbrengen van een ontploffing
en
ten aanzien van feit 2
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 3
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straf
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
120 DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (door de rechtbank vastgesteld op 43 dagen), bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot
77 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich gedurende de proeftijd meldt bij jeugdreclassering Jeugdbescherming west op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
2. zich gedurende de proeftijd niet bevindt binnen straal van 750 meter van
- de [straatnaam 1] te Zoetermeer;
- de [straatnaam 2] te Zoetermeer;
- de [straatnaam 3] te Hoek van Holland.
zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
3. gedurende de proeftijd tussen 20.30 uur en 07:00 uur aanwezig is op het woon- of verblijfadres van de moeder: [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats 1] ; eenmaal in de twee weken bij zijn vader, op het adres van de vader: [adres 2] , [postcode 2] [woonplaats 2] , zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht. De verdachte mag in deze periode de woning enkel onder begeleiding van een door de jeugdreclassering aan te wijzen volwassene verlaten. De tijden van deze avondklok kunnen worden aangepast door de jeugdreclassering als deze dat noodzakelijk acht in verband met eventuele stage en sportactiviteiten;
4. gedurende de proeftijd meewerkt aan behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, en aan traumatherapie en fysiotherapie, indien en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
5. gedurende de proeftijd onderwijs volgt of andere zinvolle en door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding heeft;
6. zich houdt aan afspraken bij de fysiotherapeut en psycholoog, zo lang als de jeugdreclassering dat nodig acht;
geeft opdracht aan Jeugdbescherming west, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen.
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
100 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
50 DAGEN;
de inbeslaggenomen goederen
gelast de teruggave aan de verdachte van het voorwerp met SIN-nummer [SIN-nummer 1] , te weten: telefoon;
verklaart verbeurd de inbeslaggenomen balaclava-muts en aansteker (SIN-nummers onbekend);
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. van der Harg, kinderrechter, voorzitter,
mr. E. van Die, kinderrechter,
en mr. N. Haverhoek, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A.W. Hoefnagels, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 mei 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 tot en met 25
december 2024 te Zoetermeer en/of Rotterdam en/of Leidschendam en/of
Barendrecht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving
een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing
terwijl daar levensgevaar en/of gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel van te duchten is,
opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen,
te weten
twee Improvised Explosive Devices (bestaande uit een container met flitspoeder en
visco lont)
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of
voorhanden heeft gehad,
en/of appgesprekken in een chatgroep heeft gevoerd met mededader(s) over het
plegen van een aanslag op een voertuig en/of woning (met behulp van genoemde
explosieven) en/of over de voorbereidingen daarvan
en/of zich met gezichtsvermomming en/of voertuig met afgedekte kentekenplaten
naar de directe omgeving van die beoogde woning en/of voertuig heeft begeven
2
hij op of omstreeks 25 december 2024 te Zoetermeer
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie,
te weten twee Improvised Explosive Devices (bestaande uit een container met
flitspoeder en visco lont) ,
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door
vuur of door middel van ontploffing
voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 24 december 2024 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
brand heeft gesticht door open vuur en/of een brandstof in aanraking te brengen
met een auto,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de nabij die auto staande
bomen en/of de nabij die vrachtwagen geparkeerde voertuigen
te duchten was.