10.De beslissing
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van dagvaarding II:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (VIER) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
legt op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van
5 (vijf) jaren:
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en/of [naam 4] ; en
- zich niet zal bevinden op de [straatnaam] in Den Haag;
beveelt dat de vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
een weekvoor iedere keer dat de maatregel wordt overtreden, met een maximum van zes maanden; toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
de vordering van [naam 1]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 1] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij een bedrag van € 3.000,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding, en dat hij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de maatregel tot schadevergoeding [naam 1]
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 april 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 40 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de vordering van [naam 2]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 2] toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij een bedrag van € 3.000,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 april 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
de maatregel tot schadevergoeding [naam 2]
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 april 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 2] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 40 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de vordering van [naam 3]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 3] (gedeeltelijk) toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij een bedrag van € 750,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding, en dat zij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de maatregel tot schadevergoeding [naam 3]
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 april 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 3] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 15 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de inbeslaggenomen goederen
verklaart verbeurd een gedeelte van het op de beslaglijst vermelde geldbedrag van € 141,25, te weten een bedrag van € 20,-;
verklaart verbeurd het telefoontoestel van het merk Alcatel (met omschrijving PL1500-2024020207-G3080764);
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst vermelde weegapparatuur;
gelast de teruggave aan de veroordeelde van:
- Peugeot met het kenteken [kenteken 1] (omschrijving PL1500-2024117751);
- Fiat met het kenteken [kenteken 2] (omschrijving PL1500-2024020207-G2979236);
- telefoontoestel, zwart, van het merk Apple (met omschrijving PL1500-2024020207-G3080757);
- telefoontoestel, zilver, van het merk Apple (met omschrijving PL1500-2024020207-G3080763);
- een gedeelte van het bedrag van € 141,25 (met omschrijving PL1500-2024049631 en PL1500-2024049631-G3094965), namelijk het deel dat het bedrag van € 20,00 te boven gaat.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Tsjapanova, voorzitter,
mr. M.L. Harmsen, rechter,
mr. B.A. Sturm, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Scholten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 januari 2025.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit:
- ten aanzien van dagvaarding I: de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024122100, van de politie Eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 155), en
- ten aanzien van dagvaarding II: de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024049631, van de politie Eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 80).
Ten aanzien van dagvaarding I:
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 14 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 30):
Op 14 april 2024 reed er een auto door de straat. Ik zag in deze auto een (1) man zitten. Deze man was donker getint. De auto was een grijze Peugeot 307 of 207. Ik zag dat deze man heel langzaam reed en naar mijn huis keek. Ik hoorde de man tegen mij zeggen: "waarom kijk je in mijn auto". Ik zei tegen hem dat ik hem naar mijn huis zag kijken. Ik zei tegen hem dat hij moest doorrijden. Ik hoorde de man zeggen: "Ik kom straks terug".
Ongeveer een uur later zag ik voor mijn woning dezelfde Peugeot geparkeerd staan. Ik zag dat de bestuurder terug was. Ik zag dat er nog 2 mannen bij hem waren.
Ik zag toen dat de auto voor mijn woning ging stil staan. De afstand tot de auto was maximaal 10 meter. Ik zag dat de bijrijder en de bestuurder allebei een wapen op mij richtte. Ik zag dat zij allebei met een pistool in mijn richting wezen. Ik hoorde dat er ongeveer 5 keer de trekker werd overgehaald. Ik hoorde best harde klikjes, niet van plastic.
Ik kan de bestuurder van de auto die ik als eerste heb gezien en later ook terug kwam als volgt omschrijven.
Man, donker getint, gouden tand, rechts boven. Ik vermoed van Antilliaanse afkomst. Droeg een muts, kleur rood met zwart.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 42):
Op 15 april 2024 verklaarde aangever [naam 1] dat:
- de bestuurder een Antilliaanse man was
- een gouden tand in zijn bovengebit had
- een zwarte pet op had met iets roods er in
Verder verklaarde de aangever dat hij de bestuurder die hem had bedreigd, bij weerzien voor 100% zeker zou kunnen herkennen.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 43):
Wij, verbalisanten, belden met de aangever via een videoverbinding en toonden hem de politiefoto van [de verdachte] .
Na het zien van de foto verklaarde de aangever dat hij twijfelde, omdat de man een petje had
gedragen, maar hij dacht dat het wel de man was die hij bedoelde.
Vervolgens toonden wij de aangever de politiefoto van [de verdachte] waarbij de bovenkant van het hoofd was afgedekt. Na het zien van deze foto, verklaarde de aangever dat de man op de foto inderdaad de man was die hem had bedreigd met een vuurwapen en de bestuurder was van de Grijze Peugeot met kenteken [kenteken 1] .
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 57):
Ik, verbalisant, hoorde de aangever [naam 1] het volgende verklaren: Dat de verdachte en de andere man in de auto stapten en langs de woning op perceelnummer [nummer 1] reden en dat de verdachte, die tevens de bestuurder van de auto was, een handvuurwapen vasthield op hem en zijn moeder richten en vijf keer probeerde te schieten maar dat er geen schot kwam. Wel hoorde aangever een klikkend geluid. Dat de verdachte in de auto vervolgens weg reed tegen het verkeer in weg maar stopte ter hoogte van perceelnummer 61. Dat de verdachte vervolgens uit het raam ging hangen, zich omdraaide en in de richting van de aangever schoot met het handvuurwapen en er hierbij daadwerkelijk een schot afging. Dat zijn vader ook op de stoep stond in de richting van waar de verdachte naartoe schoot.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2] , opgemaakt op 14 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 33):
Op 14 april 2024, stond ik met mijn zoon [naam 1] op de stoep voor [straatnaam] 95. Ik zag toen op een parkeerplaats een grijze Peugeot staan. Het kenteken van de Peugeot was [kenteken 1] . Ik zag dat er in ieder geval drie personen in de auto zaten. Ik denk dat zij alle drie Antilliaans waren.
Vervolgens zag ik dat het voertuig mijn kant op kwam rijden. Ik zag dat het voertuig stopte voor mij en mijn zoon. Ik zag dat de bestuurder vervolgens een vuurwapen in zijn rechterhand had en uit het raam stak en de trekker hiervan overhaalde. Ik zag dat het een handvuurwapen was. Het vuurwapen was gericht op mij en mijn zoon. Ik zag dat de
trekker meerdere keren werd overgehaald. Ik hoorde geen knal en zag ook niet dat er daadwerkelijk iets uit het vuurwapen kwam.
Ik zag dat de Peugeot hierna wegreed waarna hij weer een stukje achteruit reed. Ik zag dat de bestuurder nogmaals de trekker overhaalde en ik hoorde toen wel een knal.
Het vuurwapen was ook toen weer onze kant op gericht.
6.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 3] , opgemaakt op 14 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 35):
Op 14 april 2024 zag ik een grijze Peugeot. De auto stopte op de [straatnaam] precies voor mijn woning. Ze keken mij aan. Ik zag dat de bestuurder en de bijrijder een wapen in hun hand hadden. Toen zag ik dat ze beide probeerde te schieten. Ik zag dat het schieten niet lukte omdat ik niks hoorde en niks uit het wapen zag komen. Ook zag ik dat zijn vinger op de trekker heen en weer bleef gaan en er niks uit kwam. Ze reden toen nog een klein stukje door en stonden toen voor de woning met huisnummer [nummer 2] . Zij zaten nog steeds in de auto. Ik zag dat ze aan hun wapen rommelde en iets omdraaide. Toen zag ik dat de bestuurder zijn hand uit het raam deed met het wapen en schoot in mijn richting. Ik hoorde toen een harde klap. Ik heb het kenteken van de auto onthouden, dit was namelijk 58-tvdp.
Ik zag dat de bestuurder van Antilliaanse afkomst was en een pet op had. Ook zag ik dat hij 1 gouden tand had. Ik kon alleen de bestuurder goed zien.
7.
Het proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangever [naam 3] , opgemaakt op 22 april 2024, voor zover inhoudende (p. 97):
Ik wil hierbij aangifte doen van poging doodslag omdat de schutter gericht op mij en mijn gezin heeft geschoten.
Ik heb gezien dat de bestuurder en de bijrijder van de grijskleurige Peugeot voorzien van kenteken [kenteken 1] , een wapen in hun handen hadden en dat ze probeerden te schieten. Ik zag dat ze doorreden en dat de bestuurder zijn hand uit het portierraam deed en een zwart wapen in zijn hand had waarmee hij op mij richtte en schoot.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 april 2024, voor zover inhoudende (p. 77):
Op de opgenomen camerabeelden van de [straatnaam] [nummer 1] in Den Haag is te zien dat om 17:53:34 een grijze Peugeot in beeld komt. De auto reed de vrouw (die in beeld te zien is) voorbij, stopte en reed achteruit. De camerabeelden zijn met geluid. Te horen was dat er mogelijk een trekker werd over gehaald. Dit is een kenmerkend en mij bekend geluid. Op de beelden is ook te zien dat de vrouw hiervan schrikt en haar hoofd wegdraait.
Vervolgens reed de auto nog iets verder achteruit en daarna weer vooruit. Om 17:53:45 is het kenmerkende geluid van een pistoolschot te horen.
Ten aanzien van dagvaarding II:
1.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 13):
Op 15 februari 2024, zag ik, verbalisant, dat voor mij een grijze Peugeot 206 reed. Ik zag dat in dit voertuig enkel de bestuurder zat. Deze bestuurder bleek later te zijn [de verdachte] . Ik zag dat aan de achterzijde van benzinepomp "Haan", gelegen aan het Lijsterbesplein 25 te 's-Gravenhage een junkachtig type stond, die later bleek te zijn [getuige] .
Ik, verbalisant, zag dat [de verdachte] zijn voertuig aan de linkerzijde van de weg stilzette, direct naast [getuige] . Ik zag dat [de verdachte] kortstondig schichtig om zich heen keek. Ik zag namelijk dat [de verdachte] rechts van hem keek, voor hem keek en vervolgens links keek. Ik zag dat [de verdachte] de verlichting van zijn voertuig aan liet staan en niet uitzette. Ik zag dat de remlichten van het voertuig van [de verdachte] aan bleven staan terwijl hij stil stond. Ik zag dat [de verdachte] zijn rechterhand uit het raam van zijn bestuurdersportier stak. Ik zag dat [getuige] zijn rechterhand uitstak. Ik zag dat [de verdachte] een klein object overhandigde aan [getuige] .
Ik zag dat [de verdachte] ongeveer 1 minuut stil heeft gestaan naast [getuige] .
2.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , opgemaakt op 15 februari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 10):
Ik heb hem pas ontmoet als bevoorrader. Ik kan hem omschrijven als donkerkleurige huidskleur, negroïde, baard, rasta haar of vlechten. Ik heb bij hem gekocht 2 bolletjes met cocaïne voor 20 euro.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 februari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 16):
Op 15 februari 2024, om 18:20 uur, was ik, verbalisant, belast met de doorzoeking van een Grijze Peugot 206 voorzien van kenteken [kenteken 3] . Wij hebben dit voertuig doorzocht omdat het betrokken was bij een drugsdeal.
Ik heb op de volgende plaatsen in het voertuig ter zake dienende materialen aangetroffen.
- In de deur van de bestuurder lag er een briefje van 20 euro. Het briefje was in elkaar gefrommeld.
- In het midden console zat een asbak. Toen ik trok aan de asbak kwam hij makkelijk los. Onder de asbak zat er een kleine ruimte. In de ruimte lag een plasticzakje met witte bolletjes. Deze bolletjes waren vermoedelijk drugs.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 62):
Op 15 februari 2024 onderzocht ik, een door mij aangetroffen hoeveelheid, qua kleur en samenstelling, op cocaïne gelijkende stof. Bij een door mij gehouden MMC kleur-reactietest bleek dat deze stof, positief reageerde op de aanwezigheid van: cocaïne.
Deze twee bolletjes, gewicht 0,4 gram werden aangetroffen bij [getuige] . Gezien was dat hij deze substanties heeft aangekocht van verdachte [de verdachte] .
5.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 26):
Op 21 februari 2024 hebben wij, verbalisanten, als forensische onderzoekers verdovende middelen, een aangetroffen en in beslag genomen partij vermoedelijke verdovende middelen onderzocht. Deze partij werd aangetroffen bij [getuige] .
Wij zagen twee bolletjes (wit), met hierin witte brokjes met een totaal netto vastgesteld gewicht van 0,1 gram. Hier hebben wij een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AARJ6126NL.
6.
Een geschrift, zijnde het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, van 22 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 76):
Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AARJ6126NL
brokjes, wit, uit 0,6 gram; aantal bemonsteringen in onderzoek: een
bevat cocaïne
7.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 64):
Op 15 februari 2024 onderzocht ik, een door mij aangetroffen hoeveelheid, qua kleur en samenstelling, op cocaïne gelijkende stof. Bij een door mij gehouden MMC kleur-reactietest bleek dat deze stof, voorzien van de NFI-code 220872, positief reageerde op de aanwezigheid van: cocaïne. Aangetroffen in het motorvoertuig gebruikt en bestuurd door verdachte [de verdachte] .
8.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 29):
Op 21 februari 2024 hebben wij, verbalisanten, als forensische onderzoekers verdovende middelen, werkzaam bij Team Forensische Opsporing, een aangetroffen en in beslag genomen partij vermoedelijke verdovende middelen onderzocht, in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet.
Deze partij werd aangetroffen bij verdachte [de verdachte] .
Wij zagen zes bolletjes (wit), bestaande uit zes puntjes van een boterhamzakje, met hierin witte brokjes met een totaal netto vastgesteld gewicht van 0,6 gram. Hier hebben wij een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AARJ6128NL.
9.
Een geschrift, zijnde het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, van 22 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 72):
Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AARJ6128NL
brokjes, wit, uit 0,6 gram; aantal bemonsteringen in onderzoek: een
bevat cocaïne