In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 10 maart 2025 en is eerder getoetst in een uitspraak van 21 maart 2025. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 28 april 2025 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld. Eiser betoogt dat er geen zicht op uitzetting naar Algerije is en dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring rechtmatig is, omdat er voldoende voortgang is in de uitzettingsprocedure en er geen aanwijzingen zijn dat de aanvraag tot afgifte van een laissez-passer niet zal slagen. Eiser heeft niet aangetoond dat het voortduren van de maatregel onevenredig bezwarend is. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. S.N. Abdoelkadir, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Abrahams, griffier, en is uitgesproken in het openbaar.