Op 14 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door N. Mikolajczyk, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, dat op 5 maart 2025 was genomen. Het beroep was geregistreerd onder zaaknummer NL25.11803. Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat uitzetting achterwege zou blijven totdat er een beslissing op het beroep was genomen. De zitting vond plaats op 2 mei 2025, waarbij zowel de gemachtigde van verzoeker als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft op 14 mei 2025 uitspraak gedaan en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Dit was gebaseerd op de uitkomst van de bodemzaak, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De kosten, die door verzoeker waren gemaakt voor rechtsbijstand, werden vastgesteld op € 907,-. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij 1 punt werd toegekend voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 1. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.