ECLI:NL:RBDHA:2025:8479

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
09/022465-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag op trottoir

Op 15 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 november 2022 in 's-Gravenhage een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die met zijn auto op het trottoir reed, heeft daarbij een voetganger aangereden, wat resulteerde in lichamelijk letsel voor het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet heeft gedragen zoals van een behoorlijk verkeersdeelnemer mag worden verwacht. De verdachte maakte een stuurbeweging naar rechts bij het wegrijden uit een parkeervak, waarna hij met een aanzienlijke snelheid over het trottoir reed en verschillende objecten en voertuigen raakte. De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf van 120 uur op, evenals een onvoorwaardelijke rijontzegging van zes maanden. De rechtbank overwoog dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat leidde tot het ongeval. De verdachte had de controle over zijn voertuig verloren en had niet de nodige voorzichtigheid in acht genomen. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De uitspraak is gedaan in het kader van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verdachte werd veroordeeld voor het toebrengen van lichamelijk letsel aan een ander.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/022465-23
Datum uitspraak: 15 mei 2025
Tegenspraak (artikel 279 Sv)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1937 te [geboorteplaats] (Nederlands-Indië),
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 1 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I.G.M. Oostrom en van hetgeen de raadsman van de verdachte mr. N. Gonzales Bos naar voren heeft gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 november 2022 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Badhuisweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het bedienen van zijn motorrijtuig en/of
- de controle over zijn motorrijtuig heeft verloren en/of
- een stuurbeweging naar rechts heeft gemaakt en/of (daarbij) over het aldaar gelegen trottoir is gereden en/of is blijven rijden en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij zijn motorrijtuig tijdig tot stilstand kon brengen tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig in botsing is gekomen met een aldaar lopende voetganger, waardoor een ander te weten die voetganger (genaamd [naam 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een beenfractuur en/of een neusfractuur, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 november 2022 te 's-Gravenhage als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, de Badhuisweg, als volgt heeft gehandeld:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het bedienen van zijn motorrijtuig en/of
- de controle over zijn motorrijtuig heeft verloren en/of
- een stuurbeweging naar rechts heeft gemaakt en/of (daarbij) over het aldaar gelegen trottoir is gereden en/of is blijven rijden en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij zijn motorrijtuig tijdig tot stilstand kon brengen tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig in botsing is gekomen met een aldaar lopende voetganger, waardoor een ander te weten die voetganger (genaamd [naam 1] letsel heeft bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans
kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Daarbij heeft de officier van justitie het standpunt ingenomen dat de gedragingen van de verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig moeten worden aangemerkt, waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde.
De verdediging heeft met betrekking tot de bewijsbaarheid van het subsidiair ten laste gelegde geen standpunt ingenomen. Op standpunten van de verdediging met betrekking tot het primair ten laste gelegde gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022359099, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale operationele samenwerking, afdeling infrastructuur, team verkeer, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 137).
1. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 3 december 2022, voor zover inhoudende (p. 32):
Op 3 december 2022 heb ik, verbalisant, de door Ricor Security geleverde camerabeelden bekeken, waarop het verkeersongeval te zien is dat plaatsvond op 29 november 2022. De beelden zijn opgenomen door de beveiligingscamera van het adres Badhuisweg 67 te ’s-Gravenhage.
15:05:51 twee voetgangers komen in beeld
15:05:51 tot 15:06:12 De voetgangers lopen op het trottoir in de richting van de Leuvensestraat
15:06:13 Personenauto komt in beeld
15:06:13 Personenauto rijdt over het trottoir
15:06:14 tot 15:06:16 Personenauto rijdt meerdere goederen op het trottoir aan.
15:06:17 Personenauto schept een van de voetgangers van achteren
2. Een verkort proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, opgemaakt op 29 december 2022, voor zover inhoudende (p. 72-74):
1.3
Beknopte ongevalsbeschrijvingOp de Badhuisweg gelegen binnen de bebouwde kom van Scheveningen, in de gemeente Den Haag op het weggedeelte gelegen tussen de Antwerpsestraat en de Leuvensestraat had een verkeerongeval plaatsgevonden. Van de verbalisant op wiens verzoek dit onderzoek plaatsvond kregen wij de volgende informatie.
Vlak voor de aanrijding was een bestuurder van een BMW vanaf het eerste parkeervak langs de Badhuisweg, gezien vanaf de Antwerpsestraat en in de richting van de Leuvensestraat, het rechtsgelegen trottoir opgereden en had op het trottoir een voetganger aangereden die daar liep en een fiets met haar meevoerde. Op het trottoir werden ook geparkeerde fietsen, een fietsaanhangwagen, twee skelters en een bromfiets aangereden. De betreffende BMW werd geparkeerd aangetroffen op een bushalte langs de Badhuisweg kort voorbij de Leuvensestraat. De aangereden voetganger was gewond geraakt en was overgebracht naar het ziekenhuis.
1.4
Beknopte wegomschrijvingDe Badhuisweg bestond ter plaatse uit twee rijbanen, elk zijnde een rijstrook met een fietsstrook. Links en rechts van de Badhuisweg was een trottoir gelegen. Tussen het trottoir en de fietsstrook was een parkeerstrook gelegen.
1.5
Vraagstelling
De betrokken collega verzocht ons om het:
b) uitvoeren van voertuigtechnische onderzoeken aan de betrokken Ongevalsvoertuigen;
c) verschaffen van duidelijkheid over de mogelijke oorzaak, toedracht en gevolgen van het ongeval.
Ad b)
Uit mijn onderzoek bleek dat de BMW was voorzien van een automatische versnellingsbak en daardoor voorzien was van twee pedalen, te weten een gaspedaal en een rempedaal. Verder zag ik dat de vloer van de BMW voor de bestuurdersstoel, waar de pedalen zaten, was voorzien van bekleding met daar bovenop een mat. Verder zag ik dat de mat op de juiste plaats op de vloer lag en geen belemmering vormde voor het bedienen van de pedalen. Nadat ik plaats had genomen op de bestuurdersstoel voelde ik door met mijn voeten over de vloermat te schuiven dat de vloermat niet kon worden verschoven en dus voldoende vastlag en daardoor de bediening van de beide pedalen niet kon belemmeren. Verder heb ik een proefrit gemaakt met de BMW van ongeveer 2 kilometer waarbij ik veelvuldig heb opgetrokken en geremd. Tijdens deze proefrit merkte ik dat zowel de gasbediening als de rembediening van de BMW naar behoren werkten en goed te bedienen waren. Tevens is het voertuig onderzocht op de aanwezigheid van eventuele relevante voertuigdata. Uit dit onderzoek bleek dat de voertuigdata van de BMW geen storingen vermelden die in relatie waren te brengen met de toedracht van het ongeval. De BMW verkeerde rijtechnisch in een voldoende staat van onderhoud, en vertoonde geen gebreken en/of bijzonderheden, welke mogelijk van invloed zijn geweest op het ontstaan, dan wel het verloop van het ongeval.
Ad c)
Uit de sporen valt op te maken dat de BMW vanaf het eerste parkeervak langs de Badhuisweg, gezien voorbij het kruispunt met de Antwerpsestraat, het rechtsgelegen trottoir is opgereden. Ter hoogte van dat parkeervak stond namelijk een lichtmast waarop sporen werden aangetroffen die afkomstig waren van de rechterzijde van de BMW. Vanaf de lichtmast is de BMW over een lengte van ten minste 135 meter over het trottoir blijven rijden. Ongeveer 20 meter voorbij de lichtmast werden vier fietsen en een skelter die op het trottoir geparkeerd stonden door de BMW aangereden. Ongeveer 42 meter voorbij de lichtmast werd een schakelkast aangereden. Ongeveer 80 meter voorbij de lichtmast werd een bromfiets aangereden. Vanaf ongeveer 112 meter voorbij de lichtmast werd een skelter aangetroffen die door de BMW was aangereden. Ongeveer 120 meter voorbij de lichtmast werd de fiets aangetroffen die het slachtoffer met haar meevoerde toen ze werd aangereden.
Wij verbalisanten zagen met betrekking tot de weersgesteldheid, het wegdek en de verkeerssituatie geen gebreken en/of bijzonderheden welke mogelijk van invloed zijn geweest op het ontstaan, dan wel het verloop van het ongeval.
3. Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , opgemaakt op 30 november 2022, voor zover inhoudende (p. 17):
Ik liep samen met mijn dochter [naam 1] vanuit Badhuisweg nummer 76 te ’s-Gravenhage in de richting van het Kurhaus. Ik hoorde een geluid van een auto die aan het rijden was. Ik zag over mijn schouder dat er een auto aan kwam. De auto reed op het trottoir en ging steeds sneller rijden. Ik zag dat de auto snel langs mij reed. Ik stapte opzij en zag dat [naam 1] dit de andere kant op deed. Ik zag dat zij geraakt werd door de auto.
4. Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , opgemaakt op 29 november 2022, voor zover inhoudende (p. 23):
Ik stond op de Badhuisweg ter hoogte van nummer 59. Ik stond aan de overkant van de weg. Ik zag dat een voertuig een langere tijd met een hoge snelheid over de stoep heen reed. Ik zag dat een auto een meisje met haar fiets raakte en ik zag het meisje door de lucht vliegen toen zij werd aangereden.
5. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , opgemaakt op 29 november 2022, voor zover inhoudende (p. 15):
Op de dag van het ongeval kwam ik van de apotheek op Badhuisweg te Den Haag. Ik wilde wegrijden. Ik ben uitgeweken naar rechts het trottoir op. Mijn auto bleef doorrijden. Ik zag toen ik op de stoep reed, dat ik meerdere fietsen had geraakt. Ik zag het slachtoffer en probeerde te remmen. Toen ik op het trottoir reed, reed ik ongeveer 30 km per uur.
6. De waarneming van de rechtbank, gedaan op de terechtzitting van 1 mei 2025, voor zover inhoudende wat te zien is op drie tijdstippen van een videobestand dat een beveiligingscamera van Badhuisweg 67 te Den Haag (hierna: perceel) op 29 november 2022 heeft vastgelegd, voorafgaand aan het tijdstip van de aanrijding van de BMW van de verdachte met het slachtoffer [naam 1] :
1. Om 15:05:30 uur ziet de rechtbank drie personenauto ’s rijden over de rijbaan van de Badhuisweg aan de overkant van voornoemd perceel.
2. Om 15:05:46 uur ziet de rechtbank over dezelfde rijbaan een vierde personenauto rijden.
3. Om 15:06:13 ziet de rechtbank de BMW van de verdachte rijden over het trottoir dat zich rechts van genoemde rijbaan bevindt.
7. Een geschrift, te weten een op 5 december 2022 te Rotterdam door [naam 2] , zorgverlener, ondertekend formulier, zijnde een geneeskundige verklaring met betrekking tot [naam 1] , voor zover inhoudende (p. 64):
Uitwendig waargenomen letsel: gebroken been rechts, enkel en gebroken neus.
8. Een proces-verbaal van verhoor van slachtoffer [naam 1] , opgemaakt op 18 december 2022, voor zover inhoudende (p. 25-26):
U vraagt mij hoe lang de verwachting is dat ik niet kan studeren. Ik heb drie weken gemist, ik heb nu vakantie. Na de vakantie ga ik langzaam weer proberen. U vraagt mij hoe het met het letsel gaat. Ik heb gips op mijn been. Op 2 januari gaat het gips eraf.
9. Een geschrift, te weten een ‘Medisch Advies’ met betrekking tot [naam 1] d.d. 14 juli 2023 als bijlage behorende bij een 2e aanvullend, op 17 juni 2024 opgemaakt, proces-verbaal, proces-verbaalnummer: PL1500-2022359099-28 (ongenummerd) voor zover inhoudende:
13-02-2023, brief neuroloog Van Sonderen, HMC
Patiënt is aan de linkerkant geraakt, met daarbij aangezicht letsel. Enkelfractuur rechts. Alleen nog wat last van de enkel bij rennen; verder klachtenvrij. Gaat hele dagen naar school.
09-05-2023, brief huisarts Witte-Libeton, Huisartsenpraktijk Witte-Libeton
De behandelingen die plaatsvonden: Onderbeengips. Snuitverbod.
Het beloop tot nu toe is goed. Zij heeft alleen nog wat last van de enkel met rennen.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Inleiding
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto op 29 november 2022 op de Badhuisweg in Den Haag een verkeersongeval veroorzaakt.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting leidt de rechtbank het volgende af.
De verdachte heeft met zijn auto bij het wegrijden uit een parkeervak een stuurbeweging naar rechts gemaakt, waarna de auto het trottoir is opgereden. Met een behoorlijke snelheid is de verdachte over een lengte van ongeveer 135 meter op het trottoir blijven rijden. Daarbij heeft zijn auto diverse op het trottoir aanwezige voertuigen (voornamelijk fietsen) en voorwerpen aangereden. Vervolgens heeft de verdachte met zijn auto op het trottoir een voetganger van achteren aangereden die als gevolg daarvan lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Beoordelingskader artikel 6 Wegenverkeerswet 1994
De rechtbank moet beoordelen of de verdachte schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Daarbij komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij geldt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Van schuld in de zin van dit wetsartikel is pas sprake als de verdachte zich ten minste in aanmerkelijke mate verwijtbaar onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het rijgedrag van de verdachte niet is aan te merken als roekeloos. Wel is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich niet heeft gedragen zoals van een behoorlijk verkeersdeelnemer mag worden verwacht. Hij heeft door te handelen zoals hierboven uiteengezet onaanvaardbare risico’s op ernstige gevolgen in het leven geroepen, die zich ook hebben verwezenlijkt. De rechtbank oordeelt dat het handelen van de verdachte blijk heeft gegeven van rijgedrag dat als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend moet worden beschouwd. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Alternatieve lezing over de toedracht van het ongeval
Allereerst is van belang dat de lezing van de verdachte over de toedracht van het ongeval (dat hij moest uitwijken voor een andere auto en zijn voet bleef hangen op het gaspedaal) niet aannemelijk is geworden. In dit verband wijst de rechtbank op het voertuigtechnisch onderzoek dat de politie heeft verricht naar aanleiding van de verklaring van de verdachte, waaruit blijkt dat de bediening van de pedalen niet door de mat die voor de bestuurdersstoel lag kon worden belemmerd, beide pedalen naar behoren functioneerden en goed te bedienen waren en de auto van de verdachte rijtechnisch in een voldoende staat van onderhoud verkeerde en geen gebreken of bijzonderheden vertoonde die mogelijk van invloed kunnen zijn geweest op het ontstaan, dan wel het verloop van het ongeval. Verder wijst de rechtbank op de videobeelden die op het tijdstip van het ongeval zijn gemaakt, waaruit blijkt dat tussen de laatste auto die op de rijbaan van de Badhuisweg heeft gereden en het moment waarop de auto van de verdachte rijdend op het trottoir in beeld komt, een tijdsbestek van 27 seconden zit. Het uitwijken door de verdachte kan, gelet op het tijdsbestek van 27 seconden en de snelheid waarmee de verdachte over de stoep reed, niet door deze auto worden verklaard.
Had de verdachte anders kunnen handelen?Daarnaast is van belang dat de verdachte anders had kunnen en moeten handelen.
Weliswaar blijft de reden dat de verdachte op het trottoir reed onduidelijk, maar niet is gebleken dat de verdachte niet anders kon dan zijn auto het trottoir op sturen. Eenmaal op het trottoir had de verdachte ook anders moeten handelen De verdachte had de automatische transmissie van zijn auto in neutraal kunnen zetten. De tijd die de verdachte over het trottoir heeft gereden was ook voldoende om het gaspedaal los te laten en te remmen. Ook had de verdachte een stuurbeweging naar links kunnen maken op het moment dat hij al op het trottoir reed en had hij opzettelijk een aanrijding met een object (in plaats van een persoon) kunnen veroorzaken door bijvoorbeeld tegen een geparkeerde auto aan te rijden.
De verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer in de verte zag lopen, maar dat het hem niet lukte om te remmen. Op dat moment had hij alsnog zijn auto een andere kant op kunnen sturen of op zijn minst moeten toeteren. Door dit allemaal niet te doen en een voetganger met behoorlijke snelheid aan te rijden, is de verdachte in aanmerkelijke mate tekort geschoten in de zorgvuldigheid die van hem, als bestuurder, verwacht mocht worden.
Aard van het letsel
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet is gebleken dat er een verband bestaat tussen de hersenvliesontsteking die het slachtoffer heeft opgelopen en het ongeval; de hersenvliesontsteking lijkt te zijn ontstaan als gevolg van een oorontsteking die reeds aanwezig was. Uit de verklaring die het slachtoffer bij de politie heeft afgelegd en de medische informatie blijkt dat het slachtoffer door de aanrijding wel een gebroken neus en een gebroken enkel heeft opgelopen, dat haar onderbeen ruim vier weken in het gips heeft gezeten en zij die weken niet naar school heeft kunnen gaan.
Ruim vier maanden na het ongeval had zij nog steeds last van haar enkel bij het hardlopen. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de twee botbreuken niet worden geduid als zwaar lichamelijk letsel, maar wel acht de rechtbank bewezen dat door het ongeval zodanig lichamelijk letsel aan het slachtoffer is toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 29 november 2022 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Badhuisweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend als volgt te handelen:
doordathij, verdachte, aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en onvoldoende aandacht heeft gehad voor het bedienen van zijn motorrijtuig en
- de controle over zijn motorrijtuig heeft verloren en
- een stuurbeweging naar rechts heeft gemaakt en (daarbij) over het aldaar gelegen trottoir is gereden en is blijven rijden en
- zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij zijn motorrijtuig tijdig tot stilstand kon brengen, ten gevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig in botsing is gekomen met een aldaar lopende voetganger, waardoor een ander te weten die voetganger, genaamd [naam 1] , zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd een voorwaardelijke werkstraf van 120 uren, subsidiair 2 maanden hechtenis, met een proeftijd van twee jaren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden met een proeftijd van twee jaren en met daarbij als bijzondere voorwaarde storting van € 3.000,- ten gunste van een instelling die zich ten doel stelt de belangen van slachtoffers van strafbare feiten te behartigen, met bewijs via de raadsman dat de verdachte dit bedrag heeft betaald.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan de verdachte geen (bijkomende) straf of maatregel op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft als bestuurder van een auto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt door met een behoorlijke snelheid rijdende over het trottoir een voetganger aan te rijden die als gevolg daarvan lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daarmee heeft de verdachte zich onverantwoordelijk gedragen in het verkeer. Het is geenszins aan het rijgedrag van de verdachte te danken dat het verkeersongeval geen ernstiger gevolgen heeft gehad.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is bij een veroordeling voor artikel 6 WVW met lichamelijk letsel, tijdelijke ziekte en een ernstige mate van schuld als uitgangspunt vermeld een taakstraf van 120 uur onvoorwaardelijk en als bijkomende straf een ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden onvoorwaardelijk.
De rechtbank zal in dit geval – daarbij rekening houdend met de gevorderde leeftijd van de verdachte alsmede met zijn blanco strafblad – een geheel voorwaardelijke taakstraf opleggen. Deze voorwaardelijke straf dient de verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten, waarbij vooral te denken valt aan verkeersfeiten, schuldig te maken. Daarnaast zal de rechtbank, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, een onvoorwaardelijke rijontzegging opleggen, vanwege de ernst van het feit en de mate van verwijtbaarheid.
Alles afwegende, zal de rechtbank aan de verdachte een voorwaardelijke taakstraf van 120 uren en een onvoorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden opleggen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde oplevert:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
120 (honderdtwintig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
2 (TWEE) MAANDEN;
bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mr. F. Bouman, rechter,
mr. S. Katib, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Gest, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 mei 2025.