ECLI:NL:RBDHA:2025:847
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
Op 16 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S. Igdeli, heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens de beoordeling werd opgemerkt dat er op dezelfde dag een uitspraak was gedaan in een andere zaak (zaaknummer NL24.46568) die betrekking had op het beroep van de verzoeker. Hierdoor was een voorlopige voorziening niet meer nodig, en werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, in aanwezigheid van griffier L. Beijerinck, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.