ECLI:NL:RBDHA:2025:8468
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor vreemdeling die al in Nederland verblijft
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiseres, die al in Nederland verblijft, had de aanvraag ingediend om bij haar moeder, referente, te kunnen verblijven. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag afgewezen op 28 februari 2024, en dit besluit werd in bezwaar bevestigd op 23 december 2024. De rechtbank heeft het beroep op 7 april 2025 behandeld, waarbij zowel de referente als de vader van eiseres aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat eiseres al in Nederland verblijft. De minister stelde dat referente niet voldeed aan het middelenvereiste, aangezien zij een uitkering ontving op grond van de Participatiewet. Bovendien was er onduidelijkheid over het gezag van de vader van eiseres, die toestemming had moeten geven voor haar vertrek naar Nederland. De rechtbank concludeert dat de minister niet hoefde af te wijken van het beleid om aanvragen om een mvv af te wijzen als de vreemdeling al in Nederland verblijft. Eiseres had de mogelijkheid om een verblijfsvergunning aan te vragen, wat een alternatieve route zou zijn geweest.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen proceskosten vergoed en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie verstrekt over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.