ECLI:NL:RBDHA:2025:8446

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
AWB 24-12446
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met verzoek om uitstel van vertrek

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 mei 2025, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. N.B. Swart, heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning met als doel uitstel van vertrek, welke door de minister van Asiel en Migratie op 6 augustus 2024 is afgewezen. De minister heeft op 15 april 2025 laten weten zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter oordeelt dat, gezien de omstandigheden en het feit dat de minister geen bezwaar heeft gemaakt tegen het verzoek, er geen beletselen zijn om het verzoek toe te wijzen. Dit betekent dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het bezwaar. Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 907,- voor de rechtsbijstand verleend door een derde.

De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/12446

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 mei 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] verzoeker

geboren op [geboortedatum]
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. N.B. Swart),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening.
1.1.
Bij besluit van 6 augustus 2024 (primaire besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning met als doel uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), afgewezen.
1.2.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt dat verzoeker het besluit op het bezwaar in Nederland mag afwachten.
1.3.
De minister heeft op 15 april 2025 per brief laten weten zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan hangende een bezwaarprocedure de voorzieningenrechter van de rechtbank op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Nu de minister zich niet verzet tegen de toewijzing van de gevraagde voorziening en de voorzieningenrechter ook overigens geen beletstelen ziet om dit verzoek toe te wijzen, zal de voorzieningenrechter het verzoek toewijzen in die zin dat de minister verzoeker niet mag uitzetten totdat op het bezwaar is beslist.
4. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907,- en een
wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • gebiedt de minister om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting buiten het grondgebied van Nederland van verzoeker en van voorbereidingen tot zodanige maatregelen, totdat op het bezwaar is beslist;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.S.G. van der Werf, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.