In deze zaak heeft verzoeker op 7 november 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 27 december 2022 was ingediend. De minister van Asiel en Migratie, verweerder in deze procedure, heeft op 9 april 2025 alsnog op de asielaanvraag beslist. Na deze beslissing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om een veroordeling van verweerder tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder niet binnen de geldende termijn op de aanvraag van verzoeker heeft beslist en hij hangende het beroep alsnog heeft beslist, is verweerder geheel tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker als kennelijk gegrond toegewezen en verweerder veroordeeld in de proceskosten. De kosten zijn vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan op 13 mei 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.