ECLI:NL:RBDHA:2025:8425
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag, gegrondverklaring en oplegging dwangsom
In deze zaak heeft eiser op 10 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 13 december 2022. De rechtbank heeft eerder, op 25 juli 2024, het beroep van eiser gegrond verklaard en verweerder opgedragen om uiterlijk op 13 september 2024 een besluit op de aanvraag bekend te maken. Eiser heeft op 1 januari 2025 opnieuw beroep ingesteld, omdat verweerder wederom geen besluit had genomen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, aangezien verweerder geen verweerschrift heeft ingediend.
De rechtbank overweegt dat, volgens vaste jurisprudentie, een ingebrekestelling vereist is bij het niet tijdig nemen van een besluit, maar dat dit niet nodig is als de rechtbank al een termijn heeft gesteld en deze niet is nageleefd. In de eerdere uitspraak is verweerder een dwangsom opgelegd van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Aangezien de minister nog steeds geen besluit heeft genomen, is het beroep ontvankelijk en gegrond verklaard.
De rechtbank legt verweerder een nieuwe termijn op van twee weken om alsnog een besluit bekend te maken, en bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 200 per dag verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50. De uitspraak is gedaan op 13 mei 2025 door mr. M.J. Schouw, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.