ECLI:NL:RBDHA:2025:8418

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
09/170715-24, 09/130572-24 (ttz. gev.), 09/143578-24 (ttz. gev.), 09/220349-23 (ttz. gev.) en 09/268260-24 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot moord, medeplegen van diefstal, mishandeling, wederspannigheid, medeplegen poging tot diefstal en diefstal

Op 14 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats], die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot moord, medeplegen van diefstal, mishandeling, wederspannigheid, en diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 mei 2024 een gewapende overval heeft gepleegd op een juwelier, waarbij hij het slachtoffer, [naam 1], met een vuurwapen heeft bedreigd en meerdere keren de trekker heeft overgehaald, zonder dat het wapen afging. De verdachte heeft het slachtoffer ook fysiek mishandeld en gedwongen om sieraden af te geven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaren, met aftrek van het voorarrest, en heeft schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [naam 1] en [bedrijfsnaam 1] BV. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen grotendeels toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen goederen verbeurd verklaard en onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/170715-24, 09/130572-24 (ttz. gev.), 09/143578-24 (ttz. gev.), 09/220349-23 (ttz. gev.) en 09/268260-24 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 14 mei 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlasteleggingen en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] (Dominicaanse Republiek),
BRP-adres: [adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 5 september 2024, 18 november 2024, 6 februari 2025 (alle pro forma), 10 april 2025 (inhoudelijke behandeling) en 14 mei 2025 (sluiting van het onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Mol en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. S. van der Eijk, tevens waarnemend voor mr. P.B. Spaargaren ten aanzien van de parketnummers 09/130572-24, 09/143578-24 en 09/220349-23, naar voren is gebracht.

2.De tenlasteleggingen

De teksten van de tenlasteleggingen zijn als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.
Aan de verdachte is, kort en zakelijk weergegeven, ten laste gelegd dat:
Parketnummer 09/170715-24 (hierna:dagvaarding I)
hij op of omstreeks 22 mei 2024 te ’s-Gravenhage zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) poging tot moord op [naam 1] ;
hij op of omstreeks 22 mei 2024 te ’s-Gravenhage zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) diefstal van sieraden van [bedrijfsnaam 1] BV en/of [naam 1] voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 1] ;
Parketnummer 09/130572-24 (hierna:dagvaarding II)
hij op of omstreeks 24 oktober 2023 te ’s-Gravenhage zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [naam 2] ;
Parketnummer 09/143578-24 (hierna:dagvaarding III)
hij op of omstreeks 28 april 2024 te ’s-Gravenhage zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid tegen ambtenaar [naam 3] ;
Parketnummer 09/220349-23 (hierna:dagvaarding IV)
hij op of omstreeks 31 augustus 2023 te ’s-Gravenhage zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) diefstal met braak en/of verbreking van een bromfiets, die toebehoorde aan [naam 4] ;
Parketnummer 09/268260-24 (hierna:dagvaarding V)
hij op of omstreeks 8 maart 2024 te ’s-Gravenhage zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een hanger, die toebehoorde aan [bedrijfsnaam 2] en/of [naam 5] .

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder de dagvaardingen I tot en met V tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het bij dagvaarding I onder 1, dagvaarding II en dagvaarding IV tenlastegelegde bepleit. De raadsman heeft zich met betrekking tot het onder dagvaarding I onder 2 en dagvaarding V tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat dit kan worden bewezen verklaard. De raadsman heeft zich met betrekking tot het onder dagvaarding III tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in
bijlage IIopgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van dagvaarding I, feit 1:
Inleiding
Op grond van het procesdossier en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 22 mei 2024 rond 16:52 uur kreeg de politie een melding dat er een gewapende overval had plaatsgevonden op de [adres 2] te Den Haag De politie is ter plaatse gegaan en trof in de aldaar gevestigde juwelier “ [bedrijfsnaam 1] ”, het slachtoffer, [naam 1] , aan achter de toonbank met hoofdletsel. Zij gaf aan te zijn overvallen door twee mannen, waarvan zij er één kende. De verdachte (hierna ook te noemen: [verdachte] ) was al een aantal jaren klant van haar en was diezelfde ochtend nog met zijn vriendin langs geweest. Van de overval in de juwelier zijn camerabeelden veiliggesteld. Op de camerabeelden is onder andere te zien dat de verdachte meerdere keren een blauw (vuur)wapen op het hoofd van het slachtoffer heeft gericht en vervolgens de trekker heeft overgehaald.
Binnen een week na de overval worden zowel [verdachte] als de medeverdachte, [medeverdachte] (hierna ook te noemen: [medeverdachte] ), aangehouden. Beide verdachten bekennen dat zij de personen op de camerabeelden zijn en dat zij de juwelier hebben overvallen. De verdachten ontkennen echter dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan poging tot moord. Het gebruikte (vuur)wapen is niet aangetroffen. Volgens de verdachten was dit (vuur)wapen nep.
De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte, [verdachte] , zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot moord.
Was het een echt vuurwapen?
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of het gebruikte wapen een echt vuurwapen was.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat dat het geval was.
Ten eerste volgt uit de data van de mobiele telefoon van de verdachte dat hij al vanaf 28 maart 2024 actief bezig was om een vuurwapen en munitie aan te schaffen. Zo had de verdachte een gesprek met ‘ [naam 6] ’, waarin wordt gesproken over pistolen, patronen, kogels en de prijzen daarvoor. De prijzen die worden genoemd corresponderen met de prijzen voor echte wapens en munitie. Op 14 mei 2024 stuurt de verdachte naar ene ‘ [naam 6] ’ een foto van een vuurwapen en schrijft hij: “hij zeg deze is voor 1900. Wat is de echte prijs”. Vervolgens stuurt de verdachte op 20 mei 2024 naar [naam 6] dat hij het gekleurd heeft en hij stuurt vervolgens een foto van een blauwkleurig vuurwapen.
Voornoemde foto is onderzocht door een materiedeskundige wapens, munitie en explosieven bij het Team Forensische Opsporing van de politie. De materiedeskundige verklaart met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat het gaat om een gaspistool van het Turkse merk Blow (model TR34). Dit soort gaspistolen worden vaak omgebouwd naar scherp schietende vuurwapens en zijn storingsgevoeliger dan onbewerkte vuurwapens, aldus de materiedeskundige.
Verder is in de juwelierszaak een patroon aangetroffen, waarbij het slaghoedje aan de achterzijde was ingedeukt. Ook dit patroon is onderzocht door een materiedeskundige wapens, munitie en explosieven bij het Team Forensische Opsporing van de politie. Volgens de materiedeskundige geeft de indruk in het slaghoedje aan dat er waarschijnlijk gepoogd is het patroon af te vuren. Dat de indruk in het slaghoedje niet gecentreerd is heeft er waarschijnlijk mee te maken dat het wapen, waarmee men heeft gepoogd het patroon af te vuren, een omgebouwd gas/alarm pistool betreft. Ook verklaart de materiedeskundige dat het hem ambtshalve bekende is dat scherpe patronen – zoals het aangetroffen patroon – worden aangetroffen in en bij omgebouwde gas/alarmpistolen. Op het patroon is DNA van de verdachte aangetroffen.
Voorts volgt uit de eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden dat de verdachte direct – wanneer [medeverdachte] het slachtoffer vastpakt – het vuurwapen op het slachtoffer richt en meteen zonder iets te zeggen en zonder enige twijfel de trekker overhaalt. Wanneer het vuurwapen niet afgaat verricht de verdachte handelingen aan het wapen, richt het nogmaals op het slachtoffer en haalt de trekker opnieuw over. Zo gaat dit meerdere keren.
De camerabeelden zijn ook bekeken door een materiedeskundige wapens, munitie en explosieven bij het Team Forensische Opsporing van de politie. De materiedeskundige beschrijft onder andere dat de verdachte een handeling verricht als hij het vuurwapen uit zijn linker jaszak pakt. Vermoedelijk bedient hij hier de veiligheidspal en wordt deze in de zogenoemde vuurstand gezet, aldus de materiedeskundige. Verder beschrijft de materiedeskundige dat op de camerabeelden te zien is dat de verdachte – na meerdere keren op het slachtoffer te hebben gericht en de trekker te hebben overgehaald – de slede van het vuurwapen naar achteren beweegt. Hierna wordt wederom de trekker meerdere keren overgehaald in de richting van het slachtoffer zonder dat er een schot wordt afgevuurd. Vermoedelijk staat het vuurwapen vanaf dit moment in storing, aldus de materiedeskundige. Vervolgens verricht de verdachte volgens de materiedeskundige meerdere handelingen aan het vuurwapen om de storing te proberen op te heffen, door de slede naar achteren te bewegen en het verwijderen van het patroonmagazijn om deze vervolgens weer terug te plaatsen.
Gelet op het voorgaande – in onderling verband en samenhang bezien – acht de rechtbank het door de verdachte geschetste alternatieve scenario onaannemelijk en ongeloofwaardig. De verdachte heeft verklaard dat geen sprake was van een echt wapen, maar van een nepwapen dat hij had meegenomen om het slachtoffer bang te maken en te bedreigen. Om het wapen echt te doen lijken en haar extra vrees aan te jagen zou hij een echt patroon in het nepwapen hebben gedaan. Uit de door de rechtbank waargenomen camerabeelden volgt dat de verdachte direct het vuurwapen op het slachtoffer richtte en de trekker overhaalde. Hij heeft haar het wapen niet eerst getoond of gedreigd met het gebruiken van het wapen, hetgeen wel voor de hand had gelegen als het daadwerkelijk alleen zijn bedoeling was om haar bang te maken en te bedreigen. Daarna heeft hij nogmaals meerdere keren het wapen op het slachtoffer gericht en de trekker overgehaald, en tussentijds andere handelingen aan het vuurwapen verricht zoals het naar achteren trekken van de slede en het verwijderen en weer terugplaatsen van het patroonmagazijn. Voor het meermalen overhalen van de trekker en het verrichten van voornoemde andere handelingen is geen redelijke verklaring te bedenken als het om een nepwapen zou gaan. De rechtbank is ervan overtuigd dat de verdachte geen nepwapen maar een echt vuurwapen bij zich had dat niet bleek te functioneren. Het standpunt van de verdediging dat sprake was van een absoluut ondeugdelijke poging omdat het een nepwapen betrof wordt daarom verworpen.
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte vol opzet had op het doden van het slachtoffer. De gedragingen van de verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als gericht op het overlijden van het slachtoffer. De verdachte heeft een vuurwapen meermalen gericht op en tegen het hoofd van het slachtoffer en de trekker – meerdere keren – overgehaald. Hiermee heeft de verdachte willens en wetens gehandeld. Dat het vuurwapen dienst weigerde doet niks af aan het volle opzet van de verdachte om het slachtoffer te vermoorden.
Voorbedachte raad
Ten aanzien van de voorbedachte raad stelt de rechtbank voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend. De verdachte is vanaf 28 maart 2024 actief bezig geweest om een vuurwapen en patronen aan te schaffen en heeft het vuurwapen zelf blauw geverfd, zodat het – zo verklaarde hij – leek op een nepwapen. Op 22 mei 2024 is de verdachte om half 2 ’s middags met zijn vriendin langsgegaan bij de juwelier. Hij heeft vervolgens zijn Thuisbezorgd tas achtergelaten, zodat deze tas later kon worden gevuld met sieraden. Later die middag is de verdachte (de medeverdachte) [medeverdachte] tegengekomen. Zij hebben van tevoren besproken dat zij een overval zouden gaan plegen en spraken af in de omgeving van de juwelier. Het plan was om eerst te verkennen of er geen klanten in de juwelier waren en vervolgens naar binnen te gaan. Rond half 5 ’s middags is de verdachte samen met [medeverdachte] de juwelier binnengegaan. Nadat ze een tijd gekeken hebben naar sieraden, geeft de verdachte een knikje in de richting van [medeverdachte] . Niet veel later springt [medeverdachte] over de toonbank en pakt hij het slachtoffer vast. De verdachte pakt direct en zonder enige aarzeling het (blauwe) vuurwapen uit zijn jaszak, richt dat op het hoofd van het slachtoffer en haalt de trekker over. Toen het wapen dienst weigerde had de verdachte meermalen de kans om zich te beraden, maar hij bleef proberen het wapen aan de praat te krijgen en het slachtoffer dood te schieten.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen leidt de rechtbank af dat de verdachte een plan heeft gemaakt om de juwelier te overvallen en daarbij het slachtoffer te doden. De verdachte had alle gelegenheid na te denken over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, maar heeft geen andere afweging gemaakt. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin de verdachte zou hebben gehandeld is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht de poging tot moord op [naam 1] wettig en overtuigend bewezen. Nu de medeverdachte [medeverdachte] bij vonnis van deze rechtbank van vandaag wordt vrijgesproken van de poging tot moord op [naam 1] , zal de verdachte partieel worden vrijgesproken van het onderdeel medeplegen ten aanzien van dit feit.
Ten aanzien van dagvaarding II
De verdediging heeft het standpunt ingenomen dat de verdachte heeft gehandeld uit zelfverdediging.
Voor een geslaagd beroep op noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht dient vast te staan dat op enig moment sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor, waartegen verdediging noodzakelijk was. Een beroep op noodweer kan niet worden aanvaard indien de gedraging van degene die zich op noodweer beroept, noch op grond van zijn bedoeling, noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedraging kan worden aangemerkt als “verdediging”, maar – naar de kern bezien – als aanvallend moet worden beschouwd, bijvoorbeeld gericht op een confrontatie of deelneming aan een gevecht.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte degene is die als eerste een por heeft gegeven. Vervolgens heeft de verdachte het slachtoffer meerdere malen tegen de linkerschouder en in het gezicht geslagen en gestompt. Gelet hierop kunnen deze gedragingen van de verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, niet worden aangemerkt als verdedigingshandelingen. Om die reden kan het beroep op noodweer niet slagen en verwerpt de rechtbank het beroep op noodweer.
Conclusie
De rechtbank acht de mishandeling van [naam 2] wettig en overtuigend bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Parketnummer 09/170715-24 (dagvaarding I)
1
hij op 22 mei 2024 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, meermalen een vuurwapen naar het hoofd van die [naam 1] heeft gericht / tegen het hoofd van die [naam 1] heeft gehouden en vervolgens de trekker heeft overgehaald, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 22 mei 2024 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, sieraden (kettingen en armbanden), die geheel aan juwelier [bedrijfsnaam 1] B.V. en [naam 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
engemakkelijk te maken, door die [naam 1]
- met kracht met een vuurwapen op het hoofd te slaan en
- aan haar armen naar de werkplaats te sleuren/slepen en
- meermalen te slaan en te schoppen en aan de oren te trekken en
- meermalen een vuurwapen in de richting van / tegen haar hoofd te houden en de trekker over te halen en
- dreigend tegen die [naam 1] te zeggen: "Ik ga je schieten";
Parketnummer 09/130572-24 (dagvaarding II)
hij op 24 oktober 2023 te 's-Gravenhage, [naam 2] heeft mishandeld door die [naam 2] meermalen tegen het gezicht, althans tegen het lichaam, te slaan/stompen;
Parketnummer 09/143578-24 (dagvaarding III)
hij op 28 april 2024 te 's-Gravenhage, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [naam 3] , hoofdagent bij politie Eenheid Den Haag, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten tijdens een aanhoudingssituatie door
- met kracht zijn armen weg te trekken, en
- zijn lichaam weg te trekken, en
- zich in een andere richting te bewegen dan die richting waarin die [naam 3] hem trachtte te bewegen;
Parketnummer 09/220349-23 (dagvaarding IV)
hij op 31 augustus 2023 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een bromfiets, die geheel aan [naam 4] toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat weg te nemen goed onder hun bereik te brengen door middel van verbreking
doormet een hamer een schroef in de cilinder
te slaanteneinde de bromfiets te kunnen starten zonder sleutel, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 09/268260-24 (dagvaarding V)
hij op 8 maart 2024 te 's-Gravenhage een hanger,
diegeheel aan [bedrijfsnaam 2] en [naam 5] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen. Subsidiair heeft de raadsman het voorwaardelijke verzoek gedaan om, indien de rechtbank niet voornemens zou zijn om het jeugdstrafrecht toe te passen, de reclassering de opdracht te geven om in te gaan op de vraag of het jeugdstrafrecht in aanmerking komt. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht een aanzienlijk deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. De raadsman heeft zich tot slot op het standpunt gesteld dat een lagere straf opgelegd moet worden dan de officier van justitie heeft geëist.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich op 22 mei 2024 schuldig gemaakt aan het medeplegen van een gewelddadige overval op een juwelier, waarbij hij heeft geprobeerd de eigenaresse van die juwelier van het leven te beroven door meerdere keren een vuurwapen op haar te richten en de trekker over te halen.
De verdachte heeft hiermee gepoogd het meest fundamentele recht van het slachtoffer te ontnemen, namelijk het recht op leven. Doordat het wapen weigerde is de poging mislukt, maar dat is geenszins aan de verdachte te danken. De verdachte heeft immers verschillende handelingen aan het wapen verricht om te proberen het wapen alsnog werkend te krijgen. Daarnaast heeft de verdachte het slachtoffer onder andere geslagen met het vuurwapen, haar aan haar armen door de winkel heen gesleurd en meerdere keren geschopt en geslagen. Zowel de poging moord als de gewelddadige overval zijn zeer ernstige strafbare feiten. De rechtbank vindt het extra kwalijk dat deze feiten op klaarlichte dag hebben plaatsgevonden en dat de verdachte het slachtoffer al jaren kende en haar zelfs “moeder” noemde. Hij heeft op grove wijze misbruik gemaakt van de vertrouwensband die het slachtoffer dacht met hem te hebben opgebouwd. Verder had de verdachte een leidende rol in het gebeurde, is hij zeer berekenend te werk gegaan en heeft hij kennelijk alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin en niet aan de gevolgen voor het slachtoffer. Uit de slachtofferverklaring volgt dat het slachtoffer ingrijpende persoonlijke, fysieke en psychische gevolgen heeft ondervonden van hetgeen haar is overkomen. Haar gevoel van veiligheid is ernstig aangetast, ze kampt nog steeds dagelijks met angst en trauma en dit alles heeft invloed op haar dagelijks leven, werk en relaties. Ze heeft nog steeds ernstige hoofdpijnen en staat onder behandeling van een neuroloog. Daarnaast durft ze niet meer alleen in de juwelier te staan en is ze bezig met het afbouwen van de juwelierszaak waar ze 37 jaar hard voor heeft gewerkt. De verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn gewetenloze handelen. Integendeel, hij heeft notabene geprobeerd de medeverdachte, [medeverdachte] , de schuld te geven. Mede daarom komt de spijtbetuiging die de verdachte ter zitting heeft afgelegd eerder berekenend dan berouwvol over. De rechtbank neemt al het voorgaande de verdachte zeer kwalijk.
Naast de gewelddadige overval en poging tot moord heeft de verdachte zich ook nog schuldig gemaakt aan andere strafbare feiten, te weten het medeplegen van een poging tot diefstal van een scooter, mishandeling, wederspannigheid en diefstal van een hanger bij een juwelier.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 25 maart 2025, waaruit volgt dat de verdachte in 2020 is veroordeeld voor openlijk geweld. De rechtbank weegt in het nadeel van de verdachte mee dat hij eerder voor een geweldsfeit is veroordeeld.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de rapportage over het Pro Justitia Triple onderzoek naar de verdachte van 5 maart 2025 van psychiater S.J. Roza, GZ-psycholoog T. ’t Hoen en forensisch milieuonderzoeker R.L.F. de Kooter. Uit deze rapportage volgt dat de verdachte beneden gemiddeld tot zwakbegaafd is. De verdachte is maar zeer beperkt in staat zich in een ander in te leven en lijkt vooral bezig met de consequenties voor zichzelf. De verdachte is egocentrisch en gericht op (directe) behoeftebevrediging. De eigen behoeftebevrediging gaat voor afwegingen van negatieve consequenties voor zichzelf en anderen. Er speelt in de ten laste gelegde feiten ook een financieel motief mee. De gedragskundigen vinden het gedrag van de verdachte ten tijde van deze feiten zeer zorgelijk, omdat het wijst op (zeer) beperkte empathische vermogens, instrumenteel en nietsontziend handelen. Daarnaast is de verdachte vooral geneigd om te externaliseren, neemt hij zeer beperkt verantwoordelijkheid en laat hij nauwelijks gevoelens van schuld of spijt zien. Bij de verdachte is geen sprake van een psychische stoornis, hooguit zijn er aanwijzingen voor een ‘gebrekkige ontwikkeling’. De onderzoekers zien hooguit reden de verdachte het tenlastegelegde in een licht verminderde mate toe te rekenen. Onderzoekers zien, gegeven de hooguit enigszins verminderde toerekenbaarheid en het nauwelijks door klinische factoren bepaald recidiverisico, geen noodzaak tot klinische behandeling, noch voor een poliklinisch (ambulant) contact bij een forensisch-psychiatrische polikliniek. Verder adviseren de onderzoekers om bij de verdachte het volwassenenstrafrecht toe te passen, omdat de verdachte sociaal-emotioneel gezien niet jonger is dan leeftijdsgenoten, hij werk, een langere relatie en een kind had en nauwelijks nog sprake lijkt te zijn geweest van enige pedagogische monitoring of beïnvloeding door zijn vader. Ook rapporteerde de verdachte niet dat hij bij oplopende frustratie minder goed in staat zou zijn om nog zijn
eigen gedrag te organiseren en handelde hij niet zonder nadenken. Tot slot functioneert de verdachte al geruime tijd in volwassenendetentie.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 8 april 2025, waaruit volgt dat sprake is van een recidiverisico. De reclassering acht het van belang dat de verdachte na terugkeer in de maatschappij begeleiding ontvangt. Verder adviseert de reclassering het volwassenenstrafrecht toe te passen, omdat de verdachte werkzaam was als ZZP’er, niet schoolgaand was en leeftijdsadequaat imponeert. Ook was volgens de reclassering geen sprake van een pedagogische gezinssituatie.
De strafmaat
De verdachte wordt veroordeeld voor zes strafbare feiten, waarbij de zwaarste feiten een poging tot moord en een gewelddadige winkeloverval zijn. Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor een lange duur met zich brengt.
Moord behoort tot de meest ernstige misdrijven die het strafrecht kent. De wetgever heeft voor dit misdrijf als maximumstraf een levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf van dertig jaren vastgesteld. Voor poging tot moord is het strafmaximum vastgesteld op twee derde van de straf op moord, derhalve op twintig jaren. Binnen de rechtspraak bestaan voor dit delict geen landelijke oriëntatiepunten. Wel heeft de rechtbank acht geslagen op straffen zoals opgelegd in vergelijkbare zaken.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging in strafverzwarende zin rekening met de leidende rol van de verdachte in het gebeurde, het grove misbruik dat hij heeft gemaakt van de vertrouwensband die de verdachte met het slachtoffer had, en dat hij geen daadwerkelijke verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen.
De verdachte wordt ook veroordeeld voor het medeplegen van een overval. In de landelijke oriëntatiepunten staat op een overval op een winkel met ander geweld dan licht geweld of bedreiging, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren. In dit geval acht de rechtbank een hogere straf passend, gelet op het extreme geweld dat gebruikt is, de vertrouwensband die de verdachte met het slachtoffer had, de omvangrijke schade en de lange duur van de overval (zeven minuten).
Verder wordt de verdachte ook nog veroordeeld voor vier andere strafbare feiten.
Volwassenenstrafrecht en volledige toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde rapportages van de deskundigen op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de conclusies van het gedragskundig onderzoek worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing.
De rechtbank zal, anders dan verzocht door de verdediging, het volwassenenstrafrecht toepassen, gelet op de adviezen van alle deskundigen. De rechtbank ziet, gelet op de uitgebreide motivering en eensluidende conclusies, geen aanleiding tot het laten doen van nader onderzoek naar de toepasselijkheid van het jeugdstrafrecht en wijst het subsidiaire verzoek van de verdediging daartoe af.
De rechtbank zal de bewezen verklaarde feiten volledig aan de verdachte toerekenen. Er is bij de verdachte geen sprake van een psychische stoornis, maar er zijn hooguit aanwijzingen voor een ‘gebrekkige ontwikkeling’ volgens de onderzoekers. Zij concluderen dat de verdachte in staat was om de wederrechtelijkheid van zijn handelen in te zien. De rechtbank ziet in de ter terechtzitting getoonde houding van de verdachte ten opzichte van het bewezen verklaarde en de zeer voorzichtige formulering van de onderzoekers om het ten laste gelegde “hooguit” in een licht verminderde mate toe te rekenen, geen aanleiding om de feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Conclusie
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren met aftrek van het voorarrest passend en geboden. Die straf zal de rechtbank dan ook opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen/de schadevergoedingsmaatregelen

Dagvaarding I
7.1.
De benadeelde partij [naam 1]
7.1.1.
De vordering
[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 25.770,97, te vermeerderen met de wettelijke rente, met hoofdelijke veroordeling van de verdachten en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 770,97 aan materiële schade (bestaande uit € 95,- voor het laten opstellen van een rapport door een psycholoog, € 290,97 voor eigen risico over 2024 en € 385,- voor eigen risico over 2025) en € 25.000,- aan immateriële schade.
7.1.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade gedeeltelijk moet worden toegewezen tot een bedrag van € 20.000,-.
7.1.4.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten ‘rapport psycholoog’ (€ 95,-), het eigen risico over 2024 (€ 290,97) en het eigen risico over 2025 (€ 385,-), is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd met een factuur en overzichten van de zorgkosten van 2024 en 2025. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten, ter grootte van het gevorderde bedrag.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en/of het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank stelt op basis van het dossier en de door haar raadsman schriftelijk en ter terechtzitting gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen ten gevolge van de onder dagvaarding I bewezenverklaarde feiten en dat de benadeelde partij anderszins in haar persoon is aangetast door het psychische leed dat zij heeft overgehouden aan het bewezenverklaarde. Dat dit psychische leed is geleden blijkt niet alleen uit de PTSS diagnose die bij haar is vastgesteld, maar ligt gelet op de aard en ernst van de normschendingen ook voor de hand. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bij dagvaarding I onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten.
Artikel 6:166 lid 1 BW bepaalt dat indien één van de tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend.
De hoofdelijke aansprakelijkheid van de tot een groep behorende personen die deze bepaling in het leven roept, leidt ertoe dat de benadeelde die ten gevolge van een gedraging in groepsverband schade heeft geleden ter verkrijging van volledige vergoeding daarvan ermee kan volstaan één van de tot de desbetreffende groep behorende personen aan te spreken.
Blijkens de wetsgeschiedenis voorziet de regeling van artikel 6:166 BW in een individuele aansprakelijkheid van tot een groep behorende personen (deelnemers) voor onrechtmatig vanuit de groep toegebrachte schade. De mate van betrokkenheid van de afzonderlijke deelnemers bij het onrechtmatig handelen is niet van belang. Deze individuele aansprakelijkheid vindt haar rechtvaardiging in een ieders bijdrage aan het in het leven roepen van de kans dat zodanige schade zou ontstaan. Zij vindt haar begrenzing in de eis dat de kans op het aldus toebrengen van schade hen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband.
De gedragingen zoals bewezen verklaard onder dagvaarding I kunnen aan [verdachte] worden toegerekend, aangezien hij wordt veroordeeld voor beide feiten op die dagvaarding. [medeverdachte] zal gelet op artikel 6:166 BW aansprakelijk zijn voor een lager bedrag dan [verdachte] , aangezien hij enkel voor het tweede feit (de winkeloverval) wordt veroordeeld.
De rechtbank zal, gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, de geleden immateriële schade die [verdachte] moet vergoeden naar billijkheid vaststellen op het gevorderde bedrag van € 25.000,--.
Totaal toegewezen
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 25.770,97, bestaande uit € 770,97 aan materiële schade en € 25.000,- aan immateriële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 22 mei 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskosten
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het tweede strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, zijnde de overval, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. De rechtbank stelt de geleden immateriële schade als gevolg van de overval naar billijkheid vast op een bedrag van € 10.000,-. [medeverdachte] is enkel hoofdelijk aansprakelijk voor het totaalbedrag van € 10.770,97, aangezien hij van het eerste feit, zijnde de poging tot moord, zal worden vrijgesproken. [verdachte] is aansprakelijk voor het volledige bedrag van € 25.770,97, waarvan € 10.770,97 hoofdelijk, aangezien hij voor beide feiten zal worden veroordeeld. De verdachte en de mededader zijn ook hoofdelijk aansprakelijk voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de onder dagvaarding I bewezen verklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 25.770,97, waarvan € 10.770,97 hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 mei 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] .
7.2.
De benadeelde partij [bedrijfsnaam 1] BV
7.2.1.
De vordering
[bedrijfsnaam 1] BV heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 158.612,02, hoofdelijk op te leggen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, te weten € 58.612,02 voor gestolen en spoorloze sieraden (dit bedrag is geïndexeerd en het verzekerde bedrag van € 75.000,- is al van het bedrag afgetrokken) en € 100.000,- voor een mogelijke toekomstige goudprijsstijging.
7.2.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 58.612,02, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
7.2.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.2.4.
Het oordeel van de rechtbank
Niet-ontvankelijk
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post mogelijke toekomstige goudprijsstijging (€ 100.000,-), de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat deze post niet nader is onderbouwd.
Materiële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post gestolen en spoorloze sieraden geïndexeerd met 23,427% tot 3 maart 2025 (€ 58.612,02), is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Als bijlage bij de vordering is een expertiserapport door een schadetaxatiebedrijf toegevoegd, gebaseerd op een aangeleverde lijst door de benadeelde partij met gestolen en spoorloze sieraden. De verzekeraar is van dit rapport uitgegaan bij het uitkeren van de schade. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bij dagvaarding I onder 2 bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
Totaal toegewezen
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 58.612,02, bestaande uit materiële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 22 mei 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling verdachte
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten op basis van het ‘Liquidatietarief rechtbank en gerechtshoven’ op € 2.428,- (gebaseerd op twee punten in een zaak met een geldswaarde van € 40.000,- tot € 98.000,-). Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit (dagvaarding I, feit 2) ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 2 van dagvaarding I bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 58.612,02, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 mei 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [bedrijfsnaam 1] BV.
Dagvaarding II
7.3.
De benadeelde partij [naam 2]
7.3.1.
De vordering
[naam 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 425,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.3.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden gematigd tot € 300,- en het overige niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
7.3.4.
Het oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder dagvaarding II bewezen verklaarde feit, nu hij daardoor lichamelijk letsel (een bloedende bult op zijn wang) heeft bekomen. Gelet op wat door de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 250,-. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Totaal toegewezen
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 250,-, bestaande uit immateriële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 24 oktober 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling verdachte
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder dagvaarding II bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 oktober 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 2] .

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
Parketnummer 09/170715-24 (dagvaarding I)
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als
bijlage IIIaan dit vonnis is gehecht) onder 1 tot en met 11 (€ 489,-, vier stuks aftershave, vijf stuks parfum en twee stuks make-up) genoemde voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard.
Parketnummer 09/220349-23 (dagvaarding IV)
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als
bijlage IIIaan dit vonnis is gehecht) onder 1 genoemde voorwerp (schietpen) zal worden onttrokken aan het verkeer.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 09/170715-24 (dagvaarding I)
De verdediging heeft geen standpunt over het beslag ingenomen.
Parketnummer 09/220349-23 (dagvaarding IV)
De verdediging heeft geen standpunt over het beslag ingenomen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 09/170715-24 (dagvaarding I)
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 tot en met 11 genoemde voorwerpen (€ 489,00, vier stuks aftershave, vijf stuks parfum en twee stuks make-up) verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en deze voorwerpen door middel van het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit (de overval op de juwelier) zijn verkregen. Op 23 mei 2024 (de dag na de overval) ziet een verbalisant [verdachte] lopen richting [adres 3] te ‘s-Gravenhage met twee tasjes van de Douglas en de Mediamarkt. Kort hierna verlaat hij de woning zonder deze tasjes en wordt hij aangehouden. Bij de doorzoeking in de woning worden deze tasjes met daarin onder meer de genoemde voorwerpen in beslag genomen. Daarnaast heeft de verdachte tijdens zijn verhoor verklaard dat hij die dag parfums heeft gekocht. In de Mediamarkt tas zat een JBL headset en een OnePlus telefoon, welke zijn geretourneerd bij de Mediamarkt met teruggave van het aankoopbedrag van € 489,-. De rechtbank verklaart de genoemde voorwerpen verbeurd, aangezien deze voorwerpen zijn aangeschaft cq. verkregen door de verdachte met geld verkregen door de overval op de juwelier. Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Parketnummer 09/220349-23 (dagvaarding IV)
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp (schietpen) onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien het voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 47, 57, 180, 289, 300, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder dagvaarding I tot en met V ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I:
meerdaadse samenloop van:
feit 1:
poging tot moord;
en
feit 2:
medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
ten aanzien van dagvaarding II:
mishandeling;
ten aanzien van dagvaarding III:
wederspannigheid;
ten aanzien van dagvaarding IV:
medeplegen van poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking;
ten aanzien van dagvaarding V:
diefstal;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (VIJFTIEN) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de benadeelde partij [naam 1] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 25.770,97 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, hoofdelijk tot een bedrag van € 10.770,97, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 22 mei 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 1] ;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als de mededader het hoofdelijk toegewezen deel van de schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
de schadevergoedingsmaatregel [naam 1] ;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 25.770,97, hoofdelijk tot een bedrag van € 10.770,97, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 mei 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [naam 1] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 122 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat als de mededader het hoofdelijk toegewezen deel van de schadevergoeding deels of geheel aan de Staat heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
de vordering van de benadeelde partij [bedrijfsnaam 1] BV;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 58.612,02 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 22 mei 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [bedrijfsnaam 1] BV;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op € 2.428,-, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als de mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
de schadevergoedingsmaatregel [bedrijfsnaam 1] BV;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 58.612,02, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 mei 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [bedrijfsnaam 1] BV;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 234 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat als de mededader de hoofdelijk toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de Staat heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
de vordering van de benadeelde partij [naam 2] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 250,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 24 oktober 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 2] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel [naam 2] ;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 oktober 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [naam 2] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 4 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de inbeslaggenomen goederen;
dagvaarding I:
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1 tot en met 11 genoemde voorwerpen, te weten:
€ 489,-;
1 stuk aftershave (goud, merk: Tom Ford Noir Extreme);
1 stuk aftershave (wit, merk: Tom Ford);
1 stuk aftershave (grijs, merk: Tom Ford);
1 stuk parfum (Tom Ford);
1 stuk parfum (paars, merk: Lancome Hypnose);
1 stuk aftershave (rood, merk: Giorgio Armani);
1 stuk parfum (goud, merk: Paco Rabanne);
1 stuk parfum (roze, merk: Prada Paradoxe);
2 stuks make-up (Too faced);
1 stuk parfum (rood, merk: J.P. Gaultier);
dagvaarding II:
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten:
1 stuk schietpen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. Meessen, voorzitter,
mr. P.C. Goilo-Kam, rechter,
mr. C.A.W. Zijlstra, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.E. Tesson, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 mei 2025.
Bijlage I
Teksten van de tenlasteleggingen
Parketnummer 09/170715-24 (dagvaarding I)
1
hij op of omstreeks 22 mei 2024 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [naam 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, (meermalen) een vuurwapen naar het hoofd van die [naam 1] heeft gericht / tegen het hoofd van die [naam 1] heeft gehouden en (vervolgens) de trekker heeft overgehaald, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 22 mei 2024 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, sieraden (kettingen en/of armbanden), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan juwelier [bedrijfsnaam 1] B.V. en/of [naam 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [naam 1]
- meermalen (met kracht) met een vuurwapen op het hoofd en/of op het lichaam te slaan en/of
- aan haar armen naar de werkplaats te sleuren/slepen en/of
- meermalen te slaan en/of te schoppen en/of aan de oren te trekken en/of
- meermalen een vuurwapen in de richting van / tegen haar hoofd te houden en de trekker over te halen en/of
- ( dreigend) tegen die [naam 1] te zeggen: "Ik ga je dood schieten";
Parketnummer 09/130572-24 (dagvaarding II)
hij op of omstreeks 24 oktober 2023 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, [naam 2] heeft mishandeld door die [naam 2] meermalen, althans eenmaal, tegen het gezicht, althans tegen het lichaam, te slaan/stompen;
Parketnummer 09/143578-24 (dagvaarding III)
hij op of omstreeks 28 april 2024 te 's-Gravenhage, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [naam 3] , hoofdagent bij politie Eenheid Den Haag, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten tijdens een aanhoudingssituatie door
- met kracht zijn armen weg te trekken, en/of
- zijn lichaam weg te trekken, en/of
- zich in een andere richting te bewegen dan die richting waarin die [naam 3] hem trachtte te bewegen;
Parketnummer 09/220349-23 (dagvaarding IV)
hij op of omstreeks 31 augustus 2023 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een bromfiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking heeft met een hamer een schroef in de cilinder geslagen en/of (vervolgens) heeft die schroef eruit getrokken teneinde de bromfiets te kunnen starten zonder sleutel, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 09/268260-24 (dagvaarding V)
hij op of omstreeks 8 maart 2024 te 's-Gravenhage een hanger, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [bedrijfsnaam 2] en/of [naam 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Bijlage II
De bewijsmiddelen
Dagvaarding I:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024161183-2, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 879).
Feiten 1 en 2:

1. De verklaring van de verdachte [verdachte] , afgelegd op de terechtzitting van 10 april 2025, voor zover inhoudende:

Ik ben het op de beelden van de overval.

2. De eigen waarneming van de rechtbank van de Pie24 Visualisatie (beelden van de overval op juwelier [bedrijfsnaam 1] op 22 mei 2024), getoond op de terechtzitting van 10 april 2025, voor zover inhoudende:

Op 22 mei 2024 om 13:32 uur (drie uur voorafgaand aan de overval) lopen [verdachte] en [naam 7] (zijn vriendin) de juwelier [bedrijfsnaam 1] (hierna: de juwelierszaak) binnen. [verdachte] draagt hierbij een oranje Thuisbezorgd tas op zijn rug. Ze praten met de eigenaresse van de juwelierszaak, [naam 1] (hierna: het slachtoffer), en kijken naar sieraden. Na zeventien minuten verlaten zij de juwelierszaak. [verdachte] laat de Thuisbezorgd tas achter in de juwelierszaak en zet deze tas bij het raam.
Om 16:07 uur zijn [medeverdachte] en [verdachte] te zien bij een andere winkel op de Hoefkade in Den Haag.
Om 16:28 uur lopen [medeverdachte] en [verdachte] de juwelierszaak binnen. Om 16:41 uur verlaat [medeverdachte] de juwelierszaak. [verdachte] is op dat moment aan het bellen. Om 16:43 uur komt [medeverdachte] terug in de juwelierszaak. [verdachte] kijkt richting de camera. Om 16:45 uur doet [medeverdachte] een witte handschoen aan zijn rechterhand. Met zijn linkerhand raakt hij de toonbank aan.
Om 16:47 uur geeft [verdachte] een knikje aan [medeverdachte] . [medeverdachte] springt over de toonbank heen en pakt de beide armen van het slachtoffer vast. Er ontstaat een worsteling. [verdachte] pakt gelijk een blauw (vuur)wapen uit zijn rechterjaszak en richt met het (vuur)wapen op het hoofd van het slachtoffer. Hij verricht een handeling aan het (vuur)wapen en haalt vervolgens de trekker van het (vuur)wapen over, maar het wapen gaat niet af. Er is wel een klikgeluid te horen. Vervolgens verricht hij weer een handeling aan het (vuur)wapen, duwt hij het (vuur)wapen op het hoofd van het slachtoffer en haalt hij de trekker van het (vuur)wapen nog een keer over, maar het (vuur)wapen gaat weer niet af. Er is weer een klikgeluid te horen. [verdachte] kijkt naar het (vuur)wapen, verricht daar weer een handeling aan en springt vervolgens over de toonbank heen.
Vervolgens drukt [verdachte] weer het (vuur)wapen tegen het hoofd van het slachtoffer en haalt hij de trekker over. Het (vuur)wapen gaat weer niet af. Er is weer een klikgeluid te horen. [verdachte] haalt de slede naar achteren en duwt de kogel verder terug in de loop. Vervolgens grijpt [verdachte] het slachtoffer vast en sleept hij haar over de grond richting de werkplaats. Je hoort het slachtoffer meermalen roepen “ik ben toch jouw moeder”. [verdachte] roept “blijf hier!”. Om 16:48 uur geeft [medeverdachte] het slachtoffer twee klappen. [verdachte] geeft het slachtoffer een klap met het (vuur)wapen op haar hoofd. Vervolgens verricht [verdachte] weer handelingen aan het (vuur)wapen. Er valt een patroon op de grond. [verdachte] richt het (vuur)wapen weer op het slachtoffer en er is weer een klikgeluid te horen. Het (vuur)wapen gaat weer niet af. Het slachtoffer roept “Ah, [verdachte] wat doe je, ik ben je moeder”. [verdachte] verricht weer handelingen aan het (vuur)wapen. [medeverdachte] slaat het slachtoffer in haar gezicht met zijn rechterhand. Het slachtoffer roept “niet mij slaan”. [verdachte] richt weer het (vuur)wapen op het slachtoffer en haalt de trekker over. Het (vuur)wapen gaat weer niet af. [medeverdachte] verlaat de werkplaats en gaat richting de vitrine om daar sieraden uit te halen. Hij stopt de sieraden in zijn jaszak. Vervolgens rommelt [verdachte] weer aan het (vuur)wapen en richt hij het (vuur)wapen op het slachtoffer. Het (vuur)wapen gaat weer niet af. Hij roept “blijf hier”. [verdachte] roept “weet je het zeker, ga daarheen nu”. Hij pakt het slachtoffer vast bij haar shirt met zijn linkerhand en gooit haar over de grond verder de werkplaats in. Er zijn bloedspetters op de vloer van de werkplaats te zien. [verdachte] zegt “ik ga je schieten, rustig blijf daar”, terwijl hij het (vuur)wapen richt op het hoofd van het slachtoffer. Hij zegt dan “waar is de sleutel van de deur? Blijf daar, ik ga je schieten”. Het slachtoffer roept “ [verdachte] , het is met afstandsbediening”. [verdachte] roept naar [medeverdachte] dat hij moet komen en zegt “pak haar, blijf daar”.
Om 16:49 uur loopt [verdachte] richting de voorkant van de juwelierszaak en pakt de Thuisbezorgd tas. Ondertussen pakt [medeverdachte] de armen van het slachtoffer vast en geeft haar met zijn rechtervoet een schop tegen haar voeten. Het slachtoffer roept “je moet me niet slaan, waar is de afstandsbediening”. Vervolgens schuift [medeverdachte] met zijn linkervoet over de grond van de werkplaats, waardoor de patroon die op de grond is gevallen wegschiet. [medeverdachte] loopt richting de voorkant van de winkel, het slachtoffer loopt achter hem aan. [medeverdachte] springt over de vitrine heen en springt vervolgens weer terug over de vitrine als hij ziet dat het slachtoffer richting de vitrine loopt. Hij gooit het slachtoffer om en pakt iets uit haar hand. Ondertussen gaan de verdachten verder met het pakken van sieraden uit de vitrine. [verdachte] pakt het (vuur)wapen uit zijn rechterjaszak en richt het opnieuw in de richting van het slachtoffer. De verdachten gaan weer verder met sieraden pakken.
Vervolgens maakt [medeverdachte] de oranje Thuisbezorgd tas open en beginnen de verdachten sieraden in deze tas te stoppen. Het slachtoffer begint hard te gillen. [verdachte] pakt het slachtoffer met zijn linkerhand vast bij haar rechterarm. Vervolgens trekt [verdachte] het slachtoffer naar achteren, waardoor ze omvalt. Ze heeft haar hoofd vast en roept “au”. Het slachtoffer probeert een aantal keren overeind te komen, maar wordt steeds achterover gegooid door [verdachte] . [verdachte] roept “ga naar achteren”. [medeverdachte] pakt de rechterarm van het slachtoffer vast en sleurt haar over de grond richting de werkplaats. Vervolgens trekt [medeverdachte] de deur dicht. [verdachte] sluit de Thuisbezorgd tas en beide verdachten gaan richting de deur. Vervolgens gaat de tweede deur open en rennen de verdachten weg met de Thuisbezorgd tas.

3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 31 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 218-220):

Ik, verbalisant, werkzaam als materiedeskundige wapens, munitie en
explosieven bij het Team Forensische Opsporing, verklaar het volgende:
Op maandag 27 mei 2024, ontving ik camerabeelden van een overval op een juwelier welke had plaats gevonden op woensdag 22 mei 2024 aan de [adres 2] te Den Haag.
Mij werd gevraagd of ik naar aanleiding van de camerabeelden kon duiden welke handelingen er worden verricht door een manspersoon, hierna te noemen verdachte, met een vuurwapen.
Op het moment dat de verdachte het vuurwapen uit zijn linker jaszak pakt verricht hij een handeling aan de achterzijde van het vuurwapen. Vermoedelijk bediend hij hier de veiligheidspal, deze word in de zogenoemde vuurstand gezet.
Hierna is te zien dat de verdachte het vuurwapen meerdere malen op het slachtoffer richt en de trekker bediend dan wel overhaalt. Echter word het schot niet afgevuurd. Dit kan meerdere oorzaken hebben;
Mij, verbalisant, is ambtshalve bekend dat het functioneren van omgebouwde gas dan wel alarmpistolen veelal storing gevoelig zijn.
Vervolgens is op de camerabeelden te zien dat de verdachte de slede van het vuurwapen naar achteren beweegt. Vermoedelijk word hierdoor de patroon in de kamer uitgeworpen, echter is dit niet waarneembaar op de camerabeelden. Hierna word wederom de trekker meerdere malen overgehaald in de richting van het slachtoffer zonder dat er een schot word afgevuurd.
Vermoedelijk staat het vuurwapen vanaf dit moment in storing. Ik, verbalisant, zie dat de slede naar achteren in de geopende stand blijft staan. De verdachte verricht meerdere handelingen aan het vuurwapen om de storing op te heffen door de slede naar achteren te bewegen en het verwijderen van het patroonmagazijn om deze vervolgens weer terug te plaatsen.
Hierna tracht de verdachte meerdere malen een schot af te vuren in de richting van het slachtoffer maar het schot word niet afgevuurd.

4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 211):

Wij, verbalisanten, zijn op 25 mei 2024 naar juwelier [bedrijfsnaam 1] gegaan. Wij spraken daar vervolgens met [naam 1] en vertelden haar dat wij wilden zoeken naar een mogelijk achtergebleven patroon. Ik, verbalisant, vroeg of wij met haar toestemming in de werkruimte hiernaar mochten zoeken. Ik, verbalisant, zag dat [naam 1] wees naar enkele plastic tassen, een drukhouder en plastic fles. Ik zag vervolgens een goudkleurig patroon liggen.

5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 31 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 217):

Op zaterdag 25 mei 2024 verrichtte ik onderzoek bij juwelier [bedrijfsnaam 1] . Tijdens het onderzoek trof ik een niet-afgevuurd, goudkleurig patroon aan.
Bij het nader bestuderen van de patroon zag ik dat het slaghoedje aan de achterzijde van de patroon was ingedeukt. Ik vermoedde dat dit deukje was aangebracht door de slagpin van een vuurwapen bij het pogen om de patroon af te vuren. Ik zag dat de deuk in het slaghoedje zich niet in het midden van het slaghoedje bevond. Mogelijk heeft dit ertoe geleid dat de patroon niet correct is afgevuurd.

6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 388):

Ik, verbalisant, werkzaam bij de afdeling wapens, munitie en explosieven bij het Team Forensische Opsporing, verklaar het volgende:
Het is mij ambtshalve bekend dat gas- of alarmpistolen welke zijn omgebouwd naar scherp schietende vuurwapens storing gevoeliger zijn dan echte onbewerkte vuurwapens.
De indruk in het slaghoedje geeft aan dat er waarschijnlijk gepoogd is het patroon af te vuren. Dat de indruk in het slaghoedje niet gecentreerd is heeft er waarschijnlijk mee te maken dat het wapen, waarmee men gepoogd heeft het patroon af te vuren, een omgebouwd gas- of alarmpistool betreft.
Hierbij valt op te merken dat bij een niet gewijzigd scherp schietend vuurwapen de indruk van de slagpin in het slaghoedje gecentreerd gelegen is in het slaghoedje.
De aangetroffen patroon (SIN AARW2807NL) betreft een scherp patroon van het merk Sellier & Bellot (S&B) in kaliber 7.65 mm. Het is mij ambtshalve bekend dat scherpe patronen in kaliber 7.65 mm worden aangetroffen in en bij omgebouwde gas- of alarmpistolen.

7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 5 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 532-538):

Ik deed onderzoek naar de telefoondata, afkomstig van de mobiele telefoon van verdachte [verdachte] .
Chatgesprek met [telefoonnummer]
Ik zag in het chatgesprek dat kennelijk wordt gesproken over de aanschaf van een vuurwapen door [verdachte] . ' [naam 6] ' zou deze mogelijk kunnen verstrekken en spreekt hierin ook over de betrokkenheid van een derde persoon, ‘ [naam 8] ’.
Op 28 maart 2024 stuurt [verdachte] de vraag wanneer het klaar is. ‘ [naam 6] ’ geeft daarop aan dat het nog enkele dagen duurt.
Op 25 april 2024 stuurt ‘ [naam 6] ’ naar [verdachte] het bericht dat ' [naam 8] ' heeft verteld dat het gehele pistool een waarde van 300 euro heeft en dat ' [naam 8] ' er veel meer voor vroeg. Omdat ' [naam 6] ' en [verdachte] 'neven' zijn spreken zij een bedrag van 500 euro af. Daarnaast wordt door ‘ [naam 6] ’ ook nog een bedrag gevraagd voor de loop en kogels. ‘ [naam 6] ’ en [verdachte] spreken uiteindelijk een prijs van 800 euro af.
Op 26 april 2024 stuurt [verdachte] naar ' [naam 6] ' dat hij vijf kogels heeft gekregen terwijl zij een 'volle clip' hadden afgesproken. [verdachte] wil nog eens tien patronen. ‘ [naam 6] ’ gaat aan [naam 8] vragen of hij dat heeft. Anders moet ‘ [naam 6] ’ een doos regelen. [verdachte] zegt dat zij een doos hadden afgesproken en hij biedt hiervoor 50 euro extra.
Op 27 april 2024 zegt ‘ [naam 6] ’ dat [verdachte] 50 kogels krijgt voor 180.
Op 7 mei 2024 stuurt ‘ [naam 6] ’ naar [verdachte] dat hij alvast een paar kogels krijgt, de doos is er nog niet. [verdachte] reageert hierop dat hij 350 euro gaat geven zodra hij de doos heeft.
Op 14 mei 2024 stuurt [verdachte] naar ' [naam 6] ' een foto van een vuurwapen met daarbij de berichten “hij zeg deze is voor 1900. Wat is de echte prijs?”.
Op 18 mei 2024 stuurt ' [naam 6] ' naar [verdachte] dat hij een doosje met 50 kogels heeft en stuurt hij een korte video van een doosje met kennelijk scherpe munitie dat uitgestald ligt op een tafel ligt.
Op 20 mei 2024 stuurt [verdachte] naar ' [naam 6] ' dat hij het gekleurd heeft en hij stuurt vervolgens een foto van een blauwkleurig vuurwapen.
Uit de voorgenoemde chatgesprekken is mij het beeld ontstaan dat [verdachte] vanaf ten minste 28 maart 2024 actief bezig was om een vuurwapen aan te schaffen en/of hij dit reeds voorhanden had.

8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 559-560):

Met betrekking tot het wapen afgebeeld op foto 1 kan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden gesteld dat het hier gaat om een gaspistool van het Turkse merk Blow, model TR34. Hierbij dient opgemerkt te worden dat voornoemd gaspistool voornamelijk wordt aangetroffen als wapens die zijn omgebouwd naar scherp schietende vuurwapens.
Bij het ombouwen van een gaspistool naar een scherp schietend vuurwapen wordt de sper of de vernauwing uit de loop verwijderd dan wel wordt de loop vervangen door een nieuwe andere loop waardoor er projectielen mee kunnen worden verschoten.

9. Het geschrift, te weten het LUMC-rapport “Forensisch DNA-onderzoek”, opgemaakt op 11 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 843-844):

AARW2807NL - munitie (kogelpatroon).
SIN-code sample: AARW2807NL#01
Deze PCRs resulteerden in DNA-mengprofielen, bestaande uit 18-23 autosomale STRs (aSTRs) en 0-1 Y-chromosomale STRs (YSTRs), afkomstig van tenminste 2 personen.
De voor spoor AARW2807NL#01 verkregen resultaten zijn handmatig vergeleken met het DNA-profiel van verdachte WAAP7037NL ( [verdachte] ). Op grond van de resultaten van deze vergelijking kan worden geconcludeerd dat verdachte WAAP7037NL ( [verdachte] ) de donor kan zijn van een deel van het celmateriaal in spoor AARW2807NL#01.
Ter onderbouwing van het resultaat van de handmatige vergelijking is, met behulp van de software EFMrep, een waarschijnlijkheidsberekening uitgevoerd voor de volgende twee hypothesen:
A) Spoor AARW2807NL#01 kan celmateriaal bevatten van verdachte WAAP7037NL ( [verdachte] ) en een onbekende persoon welke geen bloedverwant is van verdachte WAAP7037NL ( [verdachte] ).
B) Spoor AARW2807NL#01 kan celmateriaal bevatten van twee onbekende personen welke geen bloedverwanten zijn van verdachte WAAP7037NL ( [verdachte] ).
Hierbij is voor beide hypothesen rekening gehouden met het gegeven dat in de afzonderlijke resultaten van spoor AARW2807NL#01 allelic drop-out en/of allelic drop-in kan zijn opgetreden.
Onder hypothese A zijn de bevindingen van dit DNA-onderzoek meer dan 10 miljard keer waarschijnlijker dan onder hypothese B.

10. Het proces-verbaal van aangifte [naam 1] , opgemaakt op 22 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 10-12):

Plaats delict: [adres 2] , [postcode 2] 's-Gravenhage
Pleegdatum/tijd: tussen woensdag 22 mei 2024 om 15:50 uur en woensdag 22
mei 2024 om 17:09 uur
V: Weet u wat er qua buit is meegenomen?
A: Kettingen. Ook de armband tableaus hadden ze meegenomen. Ze sleurden me mee naar de werkplaats. Ze sloegen me met dat pistool en sleepte me mee. Toen trokken ze mij weer mee naar achter. Slaan, schoppen, trekken aan m’n oren. Ik was bij het gietapparaat, en hij ( [verdachte] ) ging gewoon schieten. Die andere jongen heeft mij heel veel geslagen. Op mijn mond ook.
V: Waar bent u geslagen?
A: Op mijn hoofd, mijn nek, mijn mond, alles aan mijn rechterkant. Ze sleurden mij aan mijn armen mee. Ze sloegen mij met het pistool op het hoofd. Ze trokken aan mij, duwde mij naar de grond en zeiden dat ik niet mocht bewegen.
A: Ik ben de eigenaresse.
Dagvaarding II:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023344352, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 29).

1. De verklaring van de verdachte [verdachte] , afgelegd op de terechtzitting van 10 april 2025, voor zover inhoudende:

Ik heb hem geslagen.

2. Het proces-verbaal van aangifte [naam 2] , opgemaakt op 3 november 2023, voor zover inhoudende (p. 4):

Plaats delict: [adres 4] , [postcode 3] 's-Gravenhage
[verdachte] werkt voor Thuisbezorgd en ik voor Uber.
Op dinsdag 24 oktober 2023, omstreeks 20.30 uur, was ik in de McDonald’s te wachten om bestellingen te bezorgen. [verdachte] kwam ook de McDonald’s binnen, ging naast mij staan en wachtte ook op zijn bestelling. Ik zag en voelde dat [verdachte] zonder enige reden, mij meerdere stompen op mijn linkerschouder gaf.
Op het moment dat ik mij omdraaide zag en voelde ik een hevige pijn aan mijn linkerwang. Ik zag dat [verdachte] mij met zijn rechtervuist een klap gaf.
Omdat mijn wang bloedde, trokken de medewerkers mij de keuken, achter de toonbank in.

3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , opgemaakt op 9 november 2023, voor zover inhoudende (p. 8):

Ik zag dat er twee bezorgers bij McCafé stonden. Ik zag dat de bezorger van Thuisbezorgd een por gaf aan de Uber bezorger. Ik zag dat de bezorger van Thuisbezorgd ineens met zijn vuist meerdere keren met kracht een vuistslag gaf op het gezicht van de Uber bezorger. Ik zag dat hij weer met zijn vuisten op het gezicht sloeg. Ik zag dat de Uber bezorger een bult op zijn wang had door de vuistslagen. Ik zag dat de huid kapot was in het midden van de bult.
Dagvaarding III:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024133173, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 27).

1. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , opgemaakt op 28 april 2024, voor zover inhoudende (p. 22):

V: U bent vastgegrepen en volgens de bevindingen die zijn opgedaan door de politieagent die de aanhouding heeft uitgevoerd heeft u tot meerdere keren aan toe kracht uitgeoefend om zo uw aanhouding te vermijden. Wat kunt u daarover verklaren?
A: Dat klopt.

2. Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 28 april 2024, voor zover inhoudende (p. 12-13):

Op zondag 28 april 2024 om 03:05 uur, werd door mij op de locatie [adres 5] , [postcode 4] 's-Gravenhage, aangehouden als verdachte:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Op bovengenoemde datum om 03:05 uur riep ik tegen de man dat hij was aangehouden en naar de grond moest. Ik stapte van de motor af en zag dat de man van de scooter afstapte. Ik pakte de man vast en probeerde hem op de grond te krijgen. Ik voelde dat de man zich met kracht tegenwerkte. Ik voelde dat hij met kracht zijn armen van mij wegtrok en rechtop bleef staan. Ik probeerde de man bij zijn nek naar de grond te duwen. Ik voelde dat de man zich wegtrok van mij en zich in een andere richting bewoog dan waarin ik hem trachtte te bewegen. Ik duwde de man tegen een auto aan en probeerde middels een armoverstrekking de man af te boeien. Ik riep meermaals tegen de man dat hij moest meewerken. Ik sloeg een boei aan om de pols van de man ik voelde dat hij zijn arm met kracht van mij af trok en dat het hierdoor onmogelijk was om de man af te boeien.
Dagvaarding IV:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023272501, van de politie eenheid Den Haag, bureau Laak, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 68).

1. Het proces-verbaal van aangifte [naam 4] , opgemaakt op 1 september 2023, voor zover inhoudende (p. 6-7):

Plaats delict: [straatnaam] ter hoogte van nummer [nummer 1] , [postcode 5] 's-Gravenhage
Pleegdatum/tijd: tussen donderdag 31 augustus 2023 om 23:00 uur en donderdag 31 augustus 2023 om 23:10 uur
Ik doe aangifte van poging diefstal van mijn bromfiets voorzien van kenteken [kenteken] . Ik ben eigenaar van deze bromfiets.
Vandaag 31 augustus 2023 omstreeks 21:00 uur kwam ik op de bromfiets thuis. Toen ik thuiskwam zette ik de bromfiets links naast mijn voordeur. Ik zette de bromfiets op dat moment op het stuurslot middels de sleutel. Diezelfde dag omstreeks 23:15 uur deed ik mijn voordeur open omdat ik mensen voor mijn deur hoorde praten. Ik hoorde van de agent dat er was gepoogd mijn bromfiets te stelen. Ik zag dat er in het slot een schroef was gedraaid. Deze zat er eerder uiteraard nog niet in.

2. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , opgemaakt op 1 september 2023 (p. 12-13);

Op donderdag 31 augustus 2023 omstreeks 23.00 uur kwam ik thuis van voetbal. Ik ben woonachtig op de [adres 6] , te 's-Gravenhage.
Ik zag ter hoogte van perceelnummer [nummer 2] voor mij 2 onbekende jongens staan. Ik kan deze als volgt omschrijven.
Persoon 1: - donker getinte jongen - krullend kroes haar - 18- 25 jaar - winterjas met verschillende patronen in meerdere kleuren. – spijkerbroek - ongeveer 180 lang.
Persoon 2: - getinte jongen - 18 - 25 jaar – winterjas - kleuter beige - lang krullend haar.
Op het moment dat ik mijn woning betreed waren de twee personen heen en weer aan het lopen in de straat. Ik ben naar boven gelopen en via het raam heb ik naar de jongens gekeken. Ik zag dat de jongens gehurkt bij het voorwiel van de scooter zaten. Ik kan de scooter als volgt omschrijven: - merk: Vespa - kleur: zwart met blauwe strepen.
Ik weet dat deze scooter van mijn buurjongen is die woont op nummer [nummer 2] .
Ik hoorde een hard getik op het moment dat de twee personen gehurkt bij de scooter
zaten. Ik heb toen 112 gebeld omdat ik het niet vertrouwde.
Persoon 2 is aan de overkant van de straat gaan staan en keek in de richting van de
huizen. Deze jongen is vlak voordat jullie er waren weggegaan.

3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 september 2023, voor zover inhoudende (p. 16-17):

Ik zag dat er op het rechtsgelegen voetpad een donker getinte jongen stond ter hoogte van perceelnummer [nummer 1] naast een bromfiets.
Ik zag dat de jongen zijn identiteitskaart overhandigde aan collega [naam 9] . Deze jongen bleek mij later te zijn genaamd: [verdachte] , geboren [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] .
Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij wel een hamer in zijn zak had. Ik zag dat [verdachte] een klauwhamer uit zijn rechterjaszak haalde.
Ik liep naar de bromfiets die voor perceelnummer [nummer 1] stond die gepoogd was te stelen en zag dat er een schroef in het contactslot van de bromfiets zat.

4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 september 2023, voor zover inhoudende (p. 20):

Op het moment dat ik ter hoogte ben van perceelnummer 119, bel ik de melder om te bevestigen dat mijn collega’s de juiste persoon staande hebben. Ik bel de melder en ik hoor de melder zeggen dat wij de juiste persoon staande hebben. Ik hoor de melder zeggen dat de persoon die wij staande hebben, zojuist bij de scooter zat. De melder zegt dat persoon 2, vlak voor wij ter plaatse waren, weg is gefietst.
Dagvaarding V:
De rechtbank zal voor dagvaarding V met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024080802, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 73).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte [verdachte] , afgelegd op de terechtzitting van 10 april 2025;
2. Het proces-verbaal van aangifte [naam 5] (mede namens [bedrijfsnaam 2] ), opgemaakt op 1 mei 2024 (p. 6-8).
Bijlage III
Beslaglijst