ECLI:NL:RBDHA:2025:8414

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
NL24.49821
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Iraaks gezin met problemen door militie en verwestering

In deze zaak hebben eisers, een Iraaks gezin, op 25 augustus 2023 voor de vijfde keer aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvragen op 9 december 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de beroepen op 12 maart 2025 behandeld en op 13 mei 2025 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvragen terecht is, omdat eisers geen gegronde vrees voor vervolging hebben aangetoond. Eiser 1 heeft eerder ernstige bedreigingen en geweld ervaren van de militie Hashed al Shaabi, maar de rechtbank oordeelt dat de problemen met zijn stam en de militie ongeloofwaardig zijn. De rechtbank heeft ook de nieuwe informatie die eiser 1 heeft overgelegd, niet als voldoende bewijs beschouwd. De rechtbank concludeert dat de eisers, ondanks hun verwestering en de problemen die zij in Irak ondervinden, niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29 van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en de bestreden besluiten in stand gehouden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.49821, NL24.49823, NL24.49827 en NL24.49825

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser 1] , eiser 1,

V-nummer: [V-nummer 1] ,
[eiseres] ,eiseres,
V-nummer: [V-nummer 2] ,
[eiser 2] ,eiser 2,
V-nummer: [V-nummer 3] ,
en
[eiser 3], eiser 3,
V-nummer: [V-nummer 4] ,
(gemachtigde: mr. L.J. Blijdorp),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Inleiding

1. Eisers hebben op 25 augustus 2023 voor de vijfde maal aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met de bestreden besluiten van 9 december 2024 deze aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond. [1] Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 12 maart 2025 in Breda op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers en de gemachtigden van partijen.
1.2.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvragen aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Achtergrond

4. Eiser 1 (vader) is geboren op [datum 1] 1969. Eiseres (moeder) is geboren op [datum 2] 1979. Eiser 2, de oudste zoon, is op [datum 3] 2005 geboren en eiser 3, de jongste zoon, op [datum 4] 2008. Zij hebben allen de Iraakse nationaliteit.
5. Eisers hebben viermaal eerder asielaanvragen ingediend. Verweerder heeft deze aanvragen bij besluiten van 8 februari 2018, 25 maart 2019, 3 december 2019 en 18 maart 2023 afgewezen. Deze besluiten staan in rechte vast. In de eerdere procedures hebben eisers verklaard dat eiser 1 is bedreigd, ontvoerd en verkracht door de militie Hashed al Shaabi. Door zijn eigen stam is eiser 1 vervolgens, vanwege de verkrachting, vogelvrij verklaard. Eiser 1 is ernstig mishandeld en hij moest als gevolg daarvan medische behandelingen ondergaan. Hij heeft geprobeerd bescherming te krijgen door het doen van aangifte. Ter onderbouwing van hun asielrelaas hebben eisers stukken over eisers ziekenhuisopname en aangifte overgelegd. Deze stukken zijn door Bureau Documenten beoordeeld, maar wegens gebrek aan voldoende referentiemateriaal kon geen uitspraak worden gedaan over de echtheid van de documenten. Verder hebben eisers verklaard dat zij vrezen voor vervolging in Irak vanwege hun etnische afkomst (Soenniet). Eiseres heeft verder aan haar aanvraag ten grondslag gelegd dat zij als vrouw in Irak minder of geen rechten heeft. Tot slot hebben de zoons naar voren gebracht dat zij, als zoons van een vader die door machthebbers wordt gezocht, zelfstandig gevaar lopen op vervolging en afrekening. Verweerder heeft het relaas over de problemen met Hashed al Shaabi en met de stam van eiser 1 ongeloofwaardig geacht. Daarbij komt dat de zoons vanwege hun langdurige verblijf in Nederland verwesterd zijn.
6. Op 25 augustus 2023 hebben eisers opnieuw asielaanvragen ingediend. Deze aanvragen zijn beoordeeld in de nu bestreden besluiten. Aan de nieuwe aanvraag heeft eiser 1 ten grondslag gelegd dat hij nieuwe informatie heeft over zijn problemen met zijn stam en de Hashed al Shaabi militie. Ook wijst eiser 1 op de problematische situatie van Soennieten in Irak. Ter ondersteuning van zijn relaas, heeft eiser 1 een verklaring van zijn stam, een brief van zijn neef en informatie van VluchtelingenWerk overgelegd. Verder voert eiser 1 aan dat hij, vanwege kritische uitlatingen op sociale media over de Iraakse regering, bedreigingen heeft ontvangen. Eiseres heeft bij haar asielaanvraag aangegeven dat zij ook vreest voor de Iraakse milities vanwege de problemen van haar echtgenoot. Ook de beide zoons verwijzen in hun asielrelaas naar de problemen van hun vader en geven aan dat als hun vader gevaar loopt, zij ook gevaar lopen. Daarnaast geven de zoons aan dat zij gevaar lopen omdat zij verwesterd zijn, van soennitische afkomst en niet meer in de islam geloven. Zij hebben een brief overgelegd over hun situatie in Nederland en een brief van een familielid in Irak, waarin staat dat naar hun vader is gevraagd.
De bestreden besluiten
7. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig. De problemen van eiser 1 met zijn stam en met de Hashed al Shaabi militie vindt verweerder nog steeds ongeloofwaardig. Van de overgelegde verklaring van zijn stam kon niet de echtheid worden vastgesteld, zodat verweerder daaraan geen waarde hecht. Voor de overige documenten, de in een eerdere procedure overgelegde aangifte en medische documenten, verwijst verweerder naar het eerdere oordeel daarover, dat in rechte vaststaat: ook van die documenten kon de echtheid niet worden vastgesteld en eisers verklaringen over de volgorde van de aangifte en het bezoek aan het ziekenhuis waren tegenstrijdig. Voor wat betreft eisers verklaringen, verwijst verweerder naar de eerdere procedure. Eisers verklaringen in de onderhavige procedure maken het oordeel niet anders. Verder beoordeelt verweerder de door eiser 1 gestelde problemen met de Iraakse regering en daaraan gelieerde milities als ongeloofwaardig, met verwijzing naar de eerdere procedure. De nieuwe informatie, een handgeschreven brief van eisers neef, kan niet op echtheid worden onderzocht. Bovendien is de neef, als familielid, geen objectief verifieerbare bron. Eiser 1 heeft geen oprechte inspanning geleverd om aan de originele brief, voorzien van stempels van de Iraakse overheid, te komen. Verweerder gelooft wel dat eiser 1 zich op sociale media kritisch heeft uitgelaten over de Iraakse regering, maar niet dat eiser 1 bedreigingen heeft ontvangen als gevolg daarvan. De screenshots waarover eiser 1 stelde te beschikken, heeft hij niet overlegd.
8. Wat betreft eiser 2 vindt verweerder de gestelde afvalligheid geloofwaardig, maar atheïsme niet. Wat betreft eiser 3 vindt verweerder geloofwaardig dat hij twijfelt over zijn religie. Voor beide zoons acht verweerder geloofwaardig dat zij gewend zijn geraakt aan de Nederlandse cultuur.
9. Verweerder beoordeelt de geloofwaardige elementen en concludeert dat eisers geen gegronde vrees voor vervolging hebben, zodat zijn geen verblijfsvergunning krijgen op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. Niet aannemelijk is dat eiser 1 vanwege kritische uitlatingen in 2021 op sociale media in de negatieve belangstelling staat van de Iraakse autoriteiten. Uit de informatie van VluchtelingenWerk over eisers soennitische afkomst blijkt niet dat eisers persoonlijk te vrezen hebben voor vervolging. Ook de afvalligheid van eiser 2, respectievelijk twijfels van eiser 3 over het geloof leiden niet tot een gegronde vrees voor vervolging, waarbij verweerder wijst op landeninformatie. Daaruit volgt dat er in beginsel geen risico is voor moslims die hun geloof niet praktiseren en dat het zonder gevolgen kritiek uiten op de islam mogelijk is. Het beroep van eiser 2 en 3 op verwestering leidt eveneens niet tot vluchtelingschap; verwacht wordt dat zij zich kunnen aanpassen. Voorts lopen eisers geen reëel risico op ernstige schade en krijgen zij geen verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eisers hebben in een eerdere procedure al een terugkeerbesluit opgelegd gekregen. Eiser 1 en eiseres hebben eerder ook een inreisverbod opgelegd gekregen. Aan eiser 2 en eiser 3 wordt een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.

De beroepsgronden

10. Eisers stellen zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten om de documenten die eisers in de eerdere procedure hebben overgelegd inhoudelijk te beoordelen en wijzen daarbij op het arrest LH. [2] Hoewel verweerder in het bestreden besluit heeft erkend dat hij de documenten ten onrechte niet heeft meegenomen in het voornemen, heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld door geen aanvullend voornemen uit te brengen. Dit leidt tot verlies van instantie voor eisers. Ook heeft verweerder de inhoud van de documenten ten onrechte niet betrokken in het geheel van de nu bekende feiten, waaronder het feit dat men nog steeds op zoek is naar eiser 1. Ook de aangehaalde informatie over de positie van Soennieten is ten onrechte niet betrokken. Verder stellen eisers dat ten onrechte is tegengeworpen dat eiser 1 te weinig heeft gedaan om nader bewijs te verkrijgen, terwijl hij actief is geweest door onder meer het inzetten van een advocaat in Irak. Dat loopt daar anders dan in Nederland. Tot slot stellen eisers dat verweerder de positie van de verwesterde kinderen heeft miskend.
11. Aanvullend hebben eiser 2 en eiser 3 gewezen op het beleid voor verwesterde vrouwen, zoals dat voortkomt uit het arrest K.L. [3] Zij wijzen op hun langdurige verblijf in Nederland, waardoor zij gevormd zijn naar het beeld van een vrije en niet-Islamitische Nederlandse/Europese samenleving. Daardoor zijn zij verwesterd en zullen zij zich in Irak niet kunnen handhaven. Zij zijn afvallig en horen niet thuis in Irak. Zij vrezen daardoor voor vervolging. Verweerder gaan ten onrechte onvoldoende in op al deze aspecten. Eisers hebben er in beroep op gewezen dat zij ook vrezen voor hun oom (broer van eiseres) en hebben ter onderbouwing van hun vrees screenshots van een WhatsApp-gesprek tussen oom en eiseres overgelegd. Daaruit volgt dat zij worden bedreigd, omdat eiser 2 een relatie heeft met een Nederlands meisje dat geen moslim is.

Had verweerder een nieuw voornemen moeten uitbrengen?

12. Uit het arrest LH volgt dat elk document dat door een vreemdeling is overgelegd, moet worden beschouwd als een element van dat verzoek waarmee rekening dient te worden gehouden. Het feit dat dit document niet kan worden geauthentiseerd of dat er geen objectief verifieerbare bron is, kan daarom als zodanig niet rechtvaardigen dat een dergelijk verzoek wordt uitgesloten van de behandeling waartoe de beslissingsautoriteit dient over te gaan. Dit betekent dus dat bij een volgend verzoek het feit dat een document niet is geauthentiseerd niet ertoe kan leiden dat dit verzoek onmiddellijk niet-ontvankelijk wordt verklaard, zonder dat wordt onderzocht of dit document een nieuwe bevinding of een nieuw element vormt en, in voorkomend geval, of het de kans aanzienlijk groter maakt dat de verzoeker in aanmerking komt voor erkenning als persoon die internationale bescherming geniet.
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in lijn met dit heeft arrest gehandeld. In het voornemen is verweerder ten onrechte niet ingegaan op de bij een eerdere aanvraag overgelegd bewijs van aangifte bij de politie en medische stukken. Verweerder heeft dit hersteld in het bestreden besluit. Daarbij is inhoudelijk ingegaan op deze documenten, waarbij verweerder niet ten onrechte heeft opgemerkt dat in de eerdere procedure niet alleen is geoordeeld dat de authenticiteit niet kon worden vastgesteld van de documenten, maar dat deze ook inhoudelijk zijn beoordeeld. Verweerder heeft niet ten onrechte geoordeeld dat de verklaringen in de onderhavige procedure dit oordeel niet anders maken. Eisers hebben niet voldoende onderbouwd toegelicht waarom verweerder deze documenten, met een inhoudelijke tegenstrijdigheid, toch heeft moeten meewegen in het geheel van de feiten.
14. Voorts heeft verweerder de mogelijkheid om met het bestreden besluit het voornemen aan te vullen, mede in het licht van de zienswijze. Slechts indien na het uitreiken of toezenden van het voornemen feiten of omstandigheden bekend worden of reeds bekend waren maar naar aanleiding van de zienswijze anders worden beoordeeld of gewogen, die voor de te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn en verweerder voornemens blijft de aanvraag af te wijzen, wordt een nieuw of aanvullend voornemen uitgebracht. [4] In het geval van eisers gaat het om documenten die al bekend waren ten tijde van de aanvraag. Dit betreft eisers vijfde asielaanvraag en de betreffende documenten zijn door verweerder al in een eerdere procedure beoordeeld. De zienswijze van eisers heeft ertoe geleid dat deze documenten ook in de opvolgende aanvraag zijn meegewogen, maar leiden niet tot een andere conclusie. Verweerder heeft dan ook geen aanleiding hoeven zien om een nieuw of aanvullend voornemen uit te brengen.

Inspanningen om aan stukken te komen

15. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte aan eisers heeft tegengeworpen dat zij geen oprechte inspanningen hebben verricht om hun asielaanvraag te staven met documenten (artikel 31, zesde lid, aanhef en onder a, van de Vw). Van eisers mag, zeker nu het een opvolgende aanvraag betreft, meer worden verwacht. Eisers hebben op 25 augustus 2023 hun vijfde asielaanvraag ingediend; het bestreden besluit dateert van ruim een jaar later (9 december 2024). Zowel bij de aanvraag als hij het gehoor opvolgende aanvraag is aangegeven dat een origineel van de brief van de neef met stempels van de Iraakse autoriteiten zou worden overgelegd. Verweerder had het besluit niet hoeven aanhouden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eisers zelf het tijdstip van indiening van hun opvolgende aanvraag bepalen en zij het zelf in de hand hebben hun zaak compleet te maken.
De positie van Soennieten
16. Eisers stelling dat verweerder ten onrechte de aangehaalde informatie over de positie van Soennieten in Irak niet heeft betrokken, is onjuist. In het bestreden besluit heeft verweerder aangegeven dat eisers met de verwijzing naar de landeninformatie, niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij persoonlijk te vrezen hebben vanwege hun afkomst. Dat eisers problemen zullen ondervinden en op negatieve wijze zullen worden benaderd omdat zij Soenniet zijn, is met het overgelegde artikel niet onderbouwd en bovendien een vermoeden, zo heeft verweerder terecht vastgesteld.

Verwestering

17. Bij de beoordeling of een vreemdeling een gegronde vrees voor vervolging heeft, kan een rol spelen of een vreemdeling tot een specifieke sociale groep behoort, zoals bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Kwalificatierichtlijn. [5] Uit dit artikel alsook het arrest K.L. volgt dat een persoon behoort tot een “specifieke sociale groep” als aan twee cumulatieve voorwaarden is voldaan. De eerste voorwaarde is dat personen die tot deze groep zouden kunnen behoren als zij ten minste een identificatiekenmerk delen, zoals genoemd in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Kwalificatierichtlijn. De tweede voorwaarde voor het bestaan van een sociale groep is dat de groep in het land van oorsprong een “eigen identiteit” heeft, “omdat zij in het land van oorsprong als afwijkend wordt beschouwd.” In het arrest K.L. is geoordeeld dat vrouwen, onder omstandigheden, als specifieke sociale groep kunnen worden aangemerkt.
18. Ter zitting hebben eisers toegelicht dat hun situatie vergelijkbaar is met de situatie van de groep vrouwen als bedoeld in het arrest K.L. Eiser 2 en eiser 3 vereenzelvigen zich met westerse opvattingen; zij zijn geworteld in Nederland. De bedreiging door de oom geeft aan dat de verwestering ook daadwerkelijk een probleem oplevert. Zij behoren tot de sociale groep van jonge mensen die niets meer met hun geloof hebben, voor wie dat fundamenteel is en die gevormd zijn in het vrije denken zoals dat hier in Nederland kan.
18. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht overwogen dat het arrest K.L. niet vergelijkbaar is met de situatie van eiser 2 en eiser 3. Eisers hebben niet aangetoond dat zij tot een specifieke sociale groep behoren. Dat zij in Nederland zijn opgegroeid en zich vereenzelvigen met de normen en waarden in Nederland, betekent niet dat zij aan de eerste voorwaarde voldoen. Zij delen geen kenmerk dat voor hun identiteit dermate fundamenteel is, dat niet kan worden geëist dat zij dit opgeven. Daartoe heeft verweerder terecht overwogen dat hun opvattingen niet een fundamenteel onderdeel van hun zijn betreft. Zo verklaart eiser 2 dat hij zijn afvalligheid in Nederland niet uit en dit in Irak ook niet zou doen en eiser 3 verklaart dat hij nog zoekende is in hoe hij in het geloof staat. Ook in Nederland conformeert hij zich aan de regels van de islam, zo bidt hij en eet hij halal, omdat zijn ouders dat van hem verlangen. [6] Voorts heeft verweerder er terecht op gewezen dat ook aan de tweede voorwaarde niet wordt voldaan. Uit het Algemeen Ambtsbericht 2023 van de minister van Buitenlandse Zaken volgt dat het aantal atheïsten in Irak al geruime tijd stijgende is en er in beginsel geen risico is voor moslims die hun geloof niet praktiseren. Eisers hebben zelf ook niet onderbouwd dat jongemannen zoals zijzelf in Irak als afwijkend worden beschouwd.
20. Tot slot heeft verweerder terecht overwogen dat een enkele in Nederland ontwikkelde westerse levensstijl geen gegronde vrees voor vervolging oplevert. Dat eisers in hun land van herkomst mogelijk niet op een vergelijkbare manier kunnen leven als in Nederland en zich zullen moeten aanpassen aan de lokale normen en waarden, is daartoe onvoldoende.

Conclusie en gevolgen

21. Verweerder heeft de asielaanvragen van eisers terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 13 mei 2025 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw (Vreemdelingenwet 2000).
2.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 juni 2021, C-921/19, ECLI:EU:C:2021:478.
3.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 11 juni 2024, C-646/21, ECLI:EU:C:2024:487.
4.Zo volgt uit artikel 3.119 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
5.Richtlijn 2011/95/EU.
6.Gehoor opvolgende aanvraag van eiser 3, p. 5.