ECLI:NL:RBDHA:2025:8354
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na ongegrondverklaring beroep
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. F.S. Boedhoe, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 10 januari 2025 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Hiertegen heeft de verzoeker beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 26 februari 2025, waarbij de verzoeker, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. Het onderzoek werd geschorst en hervat op 1 mei 2025, waar opnieuw de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft op 13 mei 2025 uitspraak gedaan. In een andere zaak, met nummer NL25.2529, is het beroep van de verzoeker ongegrond verklaard en is het bestreden besluit in stand gelaten. Hierdoor was het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot en is openbaar gemaakt, waarbij tegen deze uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.