ECLI:NL:RBDHA:2025:8349

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
NL25.2529
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Turkse eiser wegens ongeloofwaardige asielmotieven en risico op ernstige schade bij terugkeer

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2025, wordt het beroep van een Turkse eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. De eiser had op 5 oktober 2022 een asielaanvraag ingediend, die op 10 januari 2025 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank concludeert dat de asielmotieven van de eiser, waaronder problemen vanwege belediging van de Turkse president en betrokkenheid bij de PKK, ongeloofwaardig zijn. De rechtbank stelt vast dat de minister voldoende redenen heeft om de aanvraag af te wijzen, onder andere omdat de eiser geen originele documenten heeft overgelegd ter ondersteuning van zijn claims. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zitting, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar de eiser heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om originele documenten aan te leveren. De rechtbank oordeelt dat er geen reëel risico op ernstige schade is bij terugkeer naar Turkije en bevestigt het terugkeerbesluit en inreisverbod van de minister. De uitspraak eindigt met de conclusie dat het beroep ongegrond is en dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.2529

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. F.S. Boedhoe),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Samenvatting

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 10 januari 2025 (bestreden besluit), waarin zijn asielaanvraag in de algemene asielprocedure is afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is en het bestreden besluit in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 5 oktober 2022 de onderhavige asielaanvraag ingediend. Eiser is gehoord en heeft correcties en aanvullingen ingediend. De minister heeft op 8 januari 2025 een voornemen bekend gemaakt, waartegen eiser een zienswijze heeft ingediend. De minister heeft vervolgens de asielaanvraag van eiser in het bestreden besluit van 10 januari 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarbij is aan eiser een terugkeerbesluit met een onmiddellijke vertrektermijn en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Hij heeft op 27 januari 2025 de gronden van het beroep ingediend.
2.2.
De minister heeft op 25 februari 2025 op verzoek van de rechtbank de door eiser overgelegde vertaling van een arrestatiebevel en een vertaling van een navraag dossier zaak in het digitale dossier geplaatst.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 februari 2025, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening [1] , op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser (bijgestaan door een tolk), zijn gemachtigde en mr. J.R. Sotthewes-de Jonge de gemachtigde van de minister.
2.4.
De rechtbank heeft op de zitting het onderzoek geschorst om eiser in de gelegenheid te stellen originele documenten of andere documenten aan te leveren. Van die gelegenheid heeft eiser geen gebruik gemaakt. Op 17 maart 2025 heeft de minister de rechtbank bericht dat de al daarvoor overgelegde documenten, te weten de vertaling van een arrestatiebevel en een vertaling van een navraag dossier zaak, aan Bureau Documenten zijn gestuurd en dat Bureau Documenten heeft aangegeven dat zij de vertalingen niet kunnen onderzoeken.
2.5.
Het onderzoek op de zitting is hervat op 1 mei 2025. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister deelgenomen. Het onderzoek is op zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser heeft de Turkse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] . Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij heeft zich op sociale media negatief uitgelaten over de Turkse president, waarna een strafzaak tegen hem is begonnen wegens belediging van de president. Eiser stelt verder dat hij (een vriend van) zijn neef naar de bergen heeft vervoerd, waarna die vriend zich aangesloten heeft bij de PKK [2] . Zijn neef is opgepakt en veroordeeld omdat hij de vriend geholpen heeft. Eiser vreest bij terugkeer naar Turkije dat hem hetzelfde zal overkomen.
Het bestreden besluit
4. De minister heeft in het bestreden besluit (en het daarin ingelaste voornemen van
8 januari 2025) de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Bij de beoordeling van eisers asielrelaas heeft de minister de volgende asielmotieven vastgesteld:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Eisers problemen vanwege het beledigen van de president;
3. Eisers toegedichte betrokkenheid bij de PKK.
4.1.
De minister vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De minister vindt niet geloofwaardig dat eiser problemen heeft vanwege het beledigen van de president. Zij stelt zich op het standpunt dat de door eiser overgelegde documenten, te weten een vertaling van het arrestatiebevel en een vertaling van de navraag dossier zaak, niet betrouwbaar zijn en dat de informatie uit die documenten in strijd zijn met zijn verklaringen. De minister vindt verder eisers toegedichte betrokkenheid bij de PKK niet geloofwaardig. Zij stelt zich op het standpunt dat geen waarde kan worden gehecht aan het door eiser overgelegde kopie van het document, waarin de naam van zijn neef wordt genoemd. Verder stelt de minister zich op het standpunt dat eiser zijn aanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend en dat hij daarvoor geen goede verklaring heeft gegeven. Uit het geloofwaardig geachte asielmotief volgt niet dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw [3] . De minister wijst de asielaanvraag af als kennelijk ongegrond [4] .
De beroepsgronden tegen de ongeloofwaardig gevonden asielmotieven 2 en 3
5. Eiser voert aan dat asielmotief 2 ten onrechte niet geloofwaardig is geacht. Hij stelt dat de documenten die hij heeft overgelegd wel betrouwbaar zijn. De minister heeft ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de vertaling van de navraag dossier zaak, terwijl dit document eisers asielrelaas ondersteunt. Verder stelt eiser dat hij mogelijk bij verstek is veroordeeld en dat hij bij het inloggen in e-Devlet niet heeft gezien dat er een vonnis zou zijn gewezen in zijn zaak. Hij verwijst daarbij naar het algemeen ambtsbericht Turkije van maart 2022.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister asielmotief 2 niet geloofwaardig mogen vinden en zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser onvoldoende documenten heeft overgelegd en daarvoor geen goede verklaring heeft gegeven. In het bestreden besluit, en in het voornemen van 8 januari 2025, heeft de minister dat voldoende deugdelijk gemotiveerd. Dat eiser stelt dat hij niet meer kan inloggen op e-Devlet [5] omdat hij niet meer in het bezit is van de telefoon waarmee inzage in de gegevens mogelijk is, heeft de minister niet hoeven volgen. Zoals de minister op de zitting heeft gesteld, kan eiser na het aanvragen van een nieuw wachtwoord via internet toegang krijgen tot e-Devlet. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij zonder in het bezit te zijn van een telefoon niet meer een nieuw wachtwoord kan aanvragen. Eisers verwijzing naar het algemeen ambtsbericht Turkije van maart 2022 kan hem niet baten, omdat hieruit niet kan worden afgeleid dat het standpunt van de minister niet juist zou zijn.
5.2.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister aan eiser heeft mogen tegenwerpen dat zijn verklaringen niet samenhangend en als geheel niet aannemelijk zijn. In dit verband heeft de minister mogen stellen dat hij geen betrouwbare documenten heeft overgelegd. Desondanks heeft de rechtbank eiser middels een zogenoemde burgerlus de gelegenheid gegeven om alsnog originele documenten of andere documenten aan te leveren. Dat heeft eiser echter niet gedaan. Dat het eiser niet is gelukt om aan originele documenten te komen, dient voor zijn rekening en risico te komen. De minister heeft de bestaande documenten, te weten de vertaling van het arrestatiebevel en de vertaling van de navraag dossier zaak, aan Bureau Documenten gestuurd voor het doen van onderzoek. Bureau Documenten heeft in haar reactie aangegeven dat zij vertalingen van de documenten niet kan onderzoeken. Eiser heeft dit op de zitting niet gemotiveerd betwist. Verder overweegt de rechtbank dat niet duidelijk is op grond waarvan TOELT [6] tot de conclusie is gekomen dat de vertaling van het arrestatiebevel niet betrouwbaar is, maar heeft de minister zich op het standpunt kunnen stellen dat, ondanks wat eiser over de betrouwbaarheid van het onderzoek door TOELT heeft aangevoerd, de aan hem tegengeworpen tegenstrijdigheden overeind blijven staan. Daarbij heeft de minister erop gewezen dat eiser geen originele documenten heeft overgelegd. De rechtbank volgt de minister hierin.
5.3.
Daarnaast heeft de minister aan eiser mogen tegenwerpen dat de informatie uit de documenten in strijd is met eisers eigen verklaringen. Zij heeft daarbij mogen stellen dat de verklaring van eiser dat er geen definitieve straf opgelegd zou zijn, in strijd is met de door hem overgelegde vertaling van de navraag dossier zaak. Verder heeft de minister kunnen stellen dat het vonnis waarnaar verwezen wordt in de vertaling van de navraag dossier zaak van 10 december 2018 dateert, en dat niet wordt ingezien waarom eiser niet op de hoogte zou zijn van het vonnis en de aan hem opgelegde straf. Zij heeft in dit verband van belang mogen vinden dat eiser heeft verklaard in 2020 in Duitsland nog op e-Devlet te hebben ingelogd [7] . Dat eiser stelt dat hij bij het inloggen op e-Devlet niet heeft gezien dat er een vonnis gewezen zou zijn in zijn zaak, heeft de minister onvoldoende mogen vinden. Zoals de minister op de zitting heeft toegelicht heeft eiser op pagina 12 van het nader gehoor verklaard dat bij het inloggen op e-Devlet het arrestatiebevel ingezien kan worden. Eisers verwijzing naar pagina 34 van het algemeen ambtsbericht Turkije van oktober 2019, waarin staat dat het niet altijd mogelijk is om vast te stellen via het Uyap [8] -systeem of een arrestatiebevel is uitgevaardigd tegen een burger, kan hem dan ook niet baten. De enkele stelling van eiser dat in het arrestatiebevel ‘verstek’ is aangegeven en dat hij mogelijk bij verstek is veroordeeld, heeft de minister onvoldoende mogen vinden. Het gaat om een vermoeden van eiser dat hij mogelijk bij verstek is veroordeeld.
6. Eiser voert aan dat de minister asielmotief 3 ten onrechte niet geloofwaardig is gevonden. Hij stelt hiertoe dat de minister ten onrechte niet naar de door hem overgelegde documenten heeft gekeken. Verder stelt eiser dat de Turkse autoriteiten wellicht op de hoogte zijn van zijn betrokkenheid bij het vervoer van een vriend van zijn neef. Hij wijst er daarbij op dat hij gelinkt kan worden via zijn neef.
6.1.
Ook deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister asielmotief 3 eveneens ongeloofwaardig mogen vinden en zich op het standpunt kunnen stellen dat de verklaringen van eiser niet samenhangend en als geheel niet aannemelijk zijn. In het bestreden besluit, en in het voornemen, heeft de minister dat voldoende gemotiveerd. Zij heeft bij haar standpunt kunnen betrekken dat eiser een onvertaald document heeft overgelegd, waarmee de informatie in het document niet met zijn verklaringen vergeleken kan worden, en dat het document eisers relaas niet ondersteunt. Verder heeft de minister mogen stellen dat nergens uit blijkt dat de Turkse autoriteiten op de hoogte zijn van het feit dat eiser de taxichauffeur zou zijn geweest. Zij heeft daarbij kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft weten te maken waarom de autoriteiten ruim tien
jaar later pas onderzoek naar de chauffeur zouden doen. De minister heeft daarbij mogen opmerken dat dit gebaseerd is op eisers eigen vermoedens, en dat er geen documenten zijn die aantonen dat er daadwerkelijk sprake is van een strafzaak. De stelling van eiser dat de Turkse autoriteiten wellicht op de hoogte zijn van zijn betrokkenheid en dat hij gelinkt kan worden via zijn neef, leidt niet tot de conclusie dat de minister de toegedichte betrokkenheid van eiser bij de PKK alsnog geloofwaardig had moeten vinden.
Spoedig indienen asielaanvraag
7. De minister heeft naar het oordeel van de rechtbank verder aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij niet zo spoedig mogelijk zijn asielaanvraag heeft ingediend. [9] Eiser heeft verklaard dat hij drie of vier dagen in Nederland heeft verbleven alvorens hij is opgepakt op 12 september 2022. [10] Daarbij heeft eiser verklaard dat hij niet van plan was om in Nederland asiel aan te vragen, maar dat hij vanuit Nederland naar Engeland wilde reizen. [11] De verklaring van eiser dat hij zich na zijn vrijlating op 26 september 2022 direct heeft gemeld om asiel aan te vragen, heeft de minister geen verschoonbare reden hoeven vinden.
Reëel risico op ernstige schade
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister mogen stellen dat eiser bij terugkeer naar Turkije geen reëel risico loopt op ernstige schade. Dat eiser stelt dat hij wel te vrezen heeft voor vervolging en dat hij bij terugkeer naar Turkije een reëel risico loopt op ernstige schade, heeft de minister niet hoeven volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
Terugkeerbesluit en inreisverbod
9. Nu de rechtbank van oordeel is dat de minister eisers aanvraag heeft kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond, was zij ook bevoegd te bepalen dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten. [12] Dit maakt dat de minister ook een inreisverbod voor de duur van twee jaar mocht opleggen. [13] Eiser heeft geen individuele omstandigheden of andere redenen naar voren gebracht om af te zien van het opleggen van het terugkeerbesluit of inreisverbod, of het verkorten daarvan. Dat eiser stelt dat Turkije voor hem niet veilig is, leidt niet tot een ander oordeel. De minister heeft het relaas van eiser niet geloofwaardig bevonden. Daarom slaagt de beroepsgrond niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. De minister heeft de aanvraag mogen afwijzen als kennelijk ongegrond en aan eiser terecht geen verblijfvergunning toegekend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef, onder a en b, van de Vw. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.NL25.2530.
2.Koerdische Arbeiderspartij.
3.Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
4.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e en h, van de Vw.
5.E-devlet is het digitale overheidsloket voor inwoners van Turkije.
6.Team Onderzoek en Expertise Land en Taal.
7.Pagina 12 van het rapport van het nader gehoor.
8.UYAP is een juridisch informatiesysteem van de Turkse overheid en staat voor Ulusal Yargi Ağı Projesi
9.Als bedoeld in artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d, van de Vw.
10.Pagina 4 van het rapport van het nader gehoor.
11.Pagina 4 van het rapport van het nader gehoor.
12.Artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw.
13.Artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.