ECLI:NL:RBDHA:2025:8338
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 mei 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoekster, die in het bezit is van een V-nummer. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, dat op 2 mei 2024 was genomen, waarin het bezwaar tegen een eerder besluit van 11 oktober 2023 ongegrond werd verklaard. De verzoekster heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 22 april 2025, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar de verzoekster en haar gemachtigde zich afmeldden.
Na de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat, gezien de uitspraak in de aanverwante zaak NL 24.22174, een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De partijen zijn erop gewezen dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat. De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 mei 2025, en de voorzieningenrechter was mr. A.A.M. Elzakkers, met mr. A.C.W. Ris-van Huussen als griffier.