Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker] , verzoeker
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In de zaak tussen de verzoeker, een asielzoeker, en de minister van Asiel en Migratie, heeft de rechtbank Den Haag op 24 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker had tegen een besluit van 28 november 2024 beroep ingesteld, waarin de minister had besloten de asielaanvraag van de verzoeker niet in behandeling te nemen, met als argument dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, maar de voorzieningenrechter heeft dit verzoek afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft de uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In een eerdere uitspraak, met zaaknummer NL24.47382, had de rechtbank het beroep van de verzoeker ongegrond verklaard. Dit was een belangrijke overweging voor de afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.
De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. De uitspraak is bekendgemaakt op 24 januari 2025.