Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker] , verzoeker
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die een asielaanvraag had ingediend, was door de minister van Asiel en Migratie op 10 december 2024 geïnformeerd dat zijn aanvraag niet in behandeling zou worden genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld, maar dit beroep werd op 9 januari 2025 kennelijk ongegrond verklaard. Vervolgens heeft verzoeker verzet aangetekend tegen deze uitspraak. Op 15 januari 2025 werd verzoeker meegedeeld dat hij op 28 januari 2025 zou worden overgedragen aan Kroatië. Hierop heeft verzoeker een verzoek om voorlopige voorziening ingediend om te voorkomen dat hij zou worden overgedragen en om zijn verzet af te wachten.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van spoedeisend belang, gezien de aanstaande overdracht aan Kroatië. De rechter heeft vastgesteld dat het verzoek om voorlopige voorziening toewijsbaar is, omdat verzoeker niet mag worden overgedragen totdat er op zijn verzet is beslist. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de proceskosten van verzoeker door de verweerder moeten worden vergoed, vastgesteld op € 907,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.