ECLI:NL:RBDHA:2025:8242

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
22/8117
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag eenmalige energietoeslag door college van burgemeester en wethouders van Leiden

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2025, in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Leiden, werd de aanvraag van eiseres voor een eenmalige energietoeslag beoordeeld. Eiseres had in de referteperiode een gemiddeld inkomen van € 1.324,55 per maand, wat hoger is dan 120% van de bijstandsnorm die op haar van toepassing is. De rechtbank concludeerde dat het college de aanvraag terecht had afgewezen, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor de energietoeslag. De rechtbank oordeelde dat het college bij zijn besluitvorming niet van onjuiste cijfers was uitgegaan en dat de berekening van het inkomen correct was uitgevoerd. Eiseres had in beroep aangevoerd dat het college een onjuiste berekening had gemaakt, maar deze beroepsgrond werd verworpen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en het bestreden besluit bleef in stand. Eiseres kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/8117

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M.J. de Jongh),
en

het college van burgemeester en wethouders van Leiden, het college

(gemachtigde: P.A.P. van de Ven).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of het college ook na heroverweging de aanvraag van eiseres om toekenning van de eenmalige energietoeslag terecht heeft afgewezen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat eiseres geen aanspraak had op de energietoeslag, omdat zij ten tijde van haar aanvraag over een inkomen beschikte van meer dan 120% van de op haar van toepassing zijnde bijstandsnorm. Gelet op artikel 2, derde lid, van de Beleidsregels eenmalige energietoeslag Leiden 2022 had eiseres om die reden geen aanspraak op de eenmalige energietoeslag. Het college heeft de afwijzing van haar aanvraag daarom terecht gehandhaafd.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Feiten en procesverloop

Op 4 juni 2022 heeft eiseres de eenmalige energietoeslag 2022 aangevraagd.Bij besluit van 8 augustus 2022 heeft het college de aanvraag afgewezen. Bij besluit van 2 november 2022 (bestreden besluit) heeft het college het op 26 augustus 2022 ontvangen bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft de gedingstukken ingediend en schriftelijk verweer gevoerd.

Beoordeling

1. In deze beroepszaak moet de rechtbank beoordelen of het college ook na heroverweging de aanvraag van eiseres van 4 juni 2022 om toekenning van de eenmalige energietoeslag terecht heeft afgewezen.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt van het college dat eiseres ten tijde van belang beschikte over een inkomen van meer dan 120% van de op haar van toepassing zijnde bijstandsnorm. Gelet op artikel 2, derde lid, van de Beleidsregels eenmalige energietoeslag Leiden 2022, had eiseres om die reden geen aanspraak op de eenmalige energietoeslag.
3. Eiseres voert in beroep (samengevat) aan dat het college bij zijn besluitvorming van een onjuiste berekening van haar inkomen ten tijde van haar aanvraag is uitgegaan. Het college heeft in periode 2 en 3 van het relevante tijdvak ten onrechte ook de uitbetaalde vakantietoeslag meegerekend. Eiseres ontvangt per 4 weken salaris. Het college heeft dat salaris voor de beoordeling van de aanvraag ten onrechte omgerekend naar een maandelijks inkomen. Hierdoor valt dat inkomen 8,33% hoger uit.
4. Deze beroepsgrond treft geen doel.
4.1
De regeling voor de eenmalige energietoeslag is bedoeld voor huishoudens met een laag inkomen. Het college heeft hierbij beleidsvrijheid om te bepalen wat onder een laag inkomen moet worden verstaan. In de Beleidsregels is in artikel 2, derde lid, opgenomen dat een huishouden (alleenstaande of gezin) een laag inkomen heeft als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm. De referteperiode is bij wisselende inkomsten [1] , zoals in het geval van eiseres, drie maanden voorafgaand aan de datum van aanvraag. [2]
4.2
De rechtbank stelt vast dat eiseres in de referteperiode een salaris van Holland & Barrett ontving. Dat salaris werd per 4 weken uitbetaald. Om in aanmerking te komen voor de eenmalige energietoeslag moet een belanghebbende beschikken over een inkomen niet hoger dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm (= € 1.245,- per maand). Omdat het hierbij gaat om een maandbedrag heeft het college terecht de salarisbedragen van eiseres in de referteperiode omgerekend naar een maandbedrag en dat vergeleken met de norm. De referteperiode is immers ook uitgedrukt in maanden en bedraagt drie maanden voorafgaand aan de aanvraag. Naast het salaris van Holland & Barrett ontving eiseres maandelijks € 380,- aan huurinkomsten en een bijdrage van A. Boxem van € 22,69. Bij elkaar opgeteld beschikte eiseres daarmee in de referteperiode over een gemiddeld inkomen van € 1.324,55 per maand. Dat bedrag is hoger dan 120% van de op eiseres van toepassing zijnde bijstandsnorm. Het college heeft het gemiddeld salaris in de referteperiode berekend aan de hand van de door eiseres overgelegde salarisspecificaties. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat het college van onjuiste cijfers is uitgegaan. Maar ook wanneer het college een berekening zou hebben gemaakt aan de hand van de door eiseres in haar beroepschrift genoemde bedragen in periode 2 en 3 van het relevante tijdvak, zou dat geen andere uitkomst opleveren. Ook in dat geval beschikte eiseres in het relevante tijdvak over een gemiddeld maandelijks inkomen dat hoger is dan 120% van de op haar van toepassing zijnde bijstandsnorm. [3]

Conclusie en gevolgen

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.zie artikel 1, aanhef en onder e, van de Beleidsregels.
2.de periode van 28 februari 2022 tot en met 22 mei 2022.
3.gemiddeld salaris van € 885,69 per maand + € 380,- + € 22,69 = € 1.288,38 (> € 1.245,-).