ECLI:NL:RBDHA:2025:8210

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
24_6092
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van verzekeringsgeneeskundige beoordeling en geschiktheid voor arbeid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de weigering van een WIA-uitkering. Eiseres, die zich op 12 augustus 2017 ziekmeldde met buikklachten, had eerder een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 22 april 2019, werd deze door het UWV geweigerd, wat leidde tot een rechtsgang. De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van het UWV behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) in overweging genomen. De verzekeringsarts concludeerde dat eiseres, ondanks haar buikklachten, geschikt was voor bepaalde functies, waarbij rekening werd gehouden met haar beperkingen. Eiseres voerde aan dat haar klachten ernstiger waren dan door de artsen vastgesteld, maar de rechtbank oordeelde dat er geen voldoende medische onderbouwing was voor haar stellingen. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsgeneeskundige beoordeling zorgvuldig was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid ervan.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, en bevestigde dat het UWV terecht had geweigerd om eiseres per 4 augustus 2022 een WIA-uitkering toe te kennen. De rechtbank oordeelde dat eiseres in staat was om meer dan 65% van haar maatmanloon te verdienen met de geduide functies, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/6092

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.P. de Witte),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: [naam] ).

Inleiding

Bij besluit van 11 juli 2023 (primaire besluit) heeft verweerder geweigerd aan eiseres per 4 augustus 2022 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
Bij besluit van 28 juni 2024 (bestreden besluit) heeft verweerder het door eiseres tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 2 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1.1.
Eiseres heeft zich op 12 augustus 2017 ziekgemeld met buikklachten voor haar werkzaamheden als medewerker bediening. Aan haar is in verband hiermee een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend.
1.2
Op 22 april 2019 heeft eiseres een uitkering op grond van de WIA aangevraagd. Verweerder heeft bij besluit van 22 juli 2019 geweigerd aan eiseres per 10 augustus 2019 een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft, nadat haar bezwaar tegen dat besluit ongegrond was verklaard, beroep ingesteld bij deze rechtbank. De rechtbank heeft dat beroep bij uitspraak van 29 juli 2021 ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld Bij uitspraak van 4 juli 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
2. Op 28 juli 2022, ontvangen bij verweerder op 4 augustus 2022, heeft eiseres zich toegenomen arbeidsongeschikt gemeld bij verweerder. In verband met deze melding heeft de verzekeringsarts onderzoek verricht. De verzekeringsarts heeft daarbij eiseres op 20 juni 2023 op het spreekuur medisch onderzocht en kennis genomen van de in het dossier aanwezige informatie van de behandelend arts. In zijn rapport vermeldt de verzekeringsarts dat eiseres ten gevolge van haar buikklachten ongewijzigd is aangewezen op werk dat niet in een omgeving met etenswaren plaatsvindt, waarbij een toilet in de nabijheid dient te zijn. Eiseres dient de werkplek regelmatig op eigen initiatief te kunnen verlaten (voor toiletbezoek), zij mag geen gedwongen houdingen of standen aannemen en is aangewezen op een lagere energetische belasting. Verder zijn er beperkingen voor sterke pers en druk op/met de buik en krachtige buikpers zoals bij krachtfuncties. Tevens dient rekening te worden gehouden met wisselende buikkrampen met daardoor concentratiestoornissen naast de verhoogde ontlastingsfrequentie, soms met imperatieve dwang, maar er is geen indicatie tot verlies van ontlasting. Daarnaast dient de arbeid niet te stresserend te zijn. Als gevolg hiervan bestaat er een vermindering in het vermogen om probleemsituaties te hanteren, hoofd- en bijzaken te onderscheiden, snel feiten op te nemen en te overzien, creatief en snel en adequaat op onverwachte en/of spoedeisende gebeurtenissen te kunnen reageren. Werkzaamheden waarin frequent een beroep op voornoemde vaardigheden wordt gedaan zijn gecontra-indiceerd voor eiseres alsmede werkzaamheden onder tijdsdruk. Voor de psychische belastbaarheid zijn er beperkingen aan te nemen ten aanzien van conflicthantering. Ook is eiseres aangewezen op een lagere energetische belasting, zodat een urenbeperking nog altijd aan de orde is Wat betreft de rugbelasting zijn reeds beperkingen aangenomen ten aanzien van zwaar tillen en dragen. Toegevoegd dient echter te worden een lichte beperking voor frequent buigen en langdurig staan. In die zin is er volgens de verzekeringsarts een toename van de beperkingen. Er is verder geen indicatie de bij de laatste beoordeling vastgestelde medische urenbeperking van 30 uur per week te wijzigen. De verzekeringsarts heeft een aangepaste Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld waarbij de extra beperkingen zijn opgenomen.
3. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens aan de hand van de FML drie functies geduid, te weten de functies administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank (sbc-code: 532040), administratief ondersteunend medewerker (sbc-code: 315100) en assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (sbc-code: 267071). Eiseres wordt voor deze functies met inachtneming van haar beperkingen geschikt geacht. Met deze functies kan eiseres volgens de arbeidsdeskundige een loon verdienen dat afgezet tegen haar maatmanloon een verlies aan verdiencapaciteit oplevert van 15,63%. Als reservefunctie is geduid de functie productiemedewerker industrie (sbc-code: 111180).
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder geweigerd aan eiseres per 4 augustus 2022 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
5. Naar aanleiding van het door eiseres tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) dossieronderzoek verricht, de hoorzitting bijgewoond en kennis genomen van het bij het bezwaarschrift overgelegde huisartsenjournaal. De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapport vermeld dat als voorheen sprake is van buikklachten met diarree waarvoor eerder en ook recent geen verklaring is vastgesteld. De klachten lijken daarmee ongewijzigd als functionele buikklachten beschouwd te kunnen worden. De frequentie van de diarree blijft door eiseres als zeer hoog benoemd worden, maar bij de diverse contactmomenten is dat nooit geobjectiveerd en het imperatieve karakter ervan evenmin. Ook de redelijk normale deelname aan het leven van alledag leidt ertoe dat werkzaamheden, zij het uiteraard in de nabijheid van een toilet en de mogelijkheid tot onderbreking van de werkzaamheden voor toiletbezoek, wel mogelijk zijn. Deze voorwaarden zijn volgens de verzekeringsarts b&b vastgelegd in de FML. Ook voor het overige acht hij de FML juist. Een duidelijke diagnose wat betreft de rug is er niet en de rugklachten worden ook niet genoemd in het huisartsenjournaal. Daarom is er geen reden om hiervoor meer beperkingen aan te nemen. Psychisch maakt eiseres geen apert depressieve of angstige indruk en ook overigens zijn er geen duidelijke psychische ziekteverschijnselen, aldus de verzekeringsarts b&b.
6. Het tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Aan dat besluit ligt het rapport van de verzekeringsarts b&b ten grondslag.
7. Eiseres voert aan dat zij vanwege darmproblematiek, rugklachten en psychische klachten niet belastbaar is met arbeid. Als gevolg van de buikklachten heeft zij voortdurend pijn in de buik en moet zij vele malen per dag (met spoed) het toilet bezoeken. Zij moet haar dagelijkse activiteiten sterk beperken, hetgeen ten koste gaat van haar maatschappelijk leven. Zij heeft het daar zwaar mee en heeft hierdoor psychische problemen gekregen, waarvoor zij ruim een jaar onder behandeling is bij een psycholoog. Zij heeft geprobeerd vrijwilligerswerk te doen bij Vluchtelingenwerk, maar moest dat opgeven vanwege het vele verzuim.
8.1.
De rechtbank overweegt dat verweerder een besluit over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen. Dat kan anders zijn in het geval de betrokkene aannemelijk maakt dat de rapportages niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, inconsequenties bevatten of onvoldoende zijn gemotiveerd. Voor het aanvechten van de inhoudelijke medische beoordeling van de verzekeringsartsen geldt dat een betrokkene in beginsel niet zal kunnen volstaan met de enkele stelling dat hij meer beperkt is dan de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Hij zal dat standpunt moeten onderbouwen met medische informatie.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling. De verzekeringsarts heeft de door eiseres aangeven darm-, rug- en psychische klachten beoordeeld. Er is geen reden om eiseres vanwege deze klachten meer te beperken dan is aangenomen door de verzekeringsarts. Eiseres stelt dat, waar zij voorheen 5 keer per dag naar het toilet moest, zij nu 10 tot 20 keer per dag naar het toilet moet en dat zij als gevolg daarvan niet in staat is om 32 uur per week te werken. Dit geeft de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen, nu in de voorhanden medische informatie geen onderbouwing wordt gevonden voor de door eiseres gestelde frequentie van het toiletbezoek.
8.3.
Uitgaande van de juistheid van de FML ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies. Met deze functies is eiseres in staat meer dan 65% van het voor haar geldende maatmanloon te verdienen.
8.4.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht en op goede gronden geweigerd heeft aan eiseres per 4 augustus 2022 een WIA-uitkering toe te kennen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.