ECLI:NL:RBDHA:2025:821

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
NL24.52017
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring in asielprocedure

Op 14 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, beroep heeft ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 20 december 2024 een maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser betwistte de gronden voor deze maatregel en voerde aan dat hij Nederland op de juiste wijze was binnengekomen en dat hij zich niet aan het toezicht had onttrokken. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en vastgesteld dat de niet betwiste gronden voldoende waren om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen. Eiser stelde ook dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom niet met een lichter middel kon worden volstaan, maar de rechtbank oordeelde dat de minister terecht had besloten tot bewaring, gezien het onttrekkingsrisico. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. D. Bruinse-Pot, rechter, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.52017

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. W.M. Blaauw),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. R.L.F. Zandbelt).

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 7 januari 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De minister is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Kunnen de gronden de maatregel van bewaring dragen?
1. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. De minister heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb 2000), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb 2000 heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
1.1.
Eiser betoogt dat de minister de zware grond 3a niet aan de maatregel ten grondslag heeft kunnen leggen. Daartoe voert eiser aan dat hij op 20 december 2024 door de Zwitserse autoriteiten is overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten. Hiermee is eiser Nederland op de voorgeschreven wijze binnengekomen. Daarnaast voert eiser aan dat de zware grond 3b hem niet kan worden tegengeworpen. Eiser is namelijk, door zijn overdracht aan de Nederlandse autoriteiten, onmiddellijk onder hun controle komen te staan. Eiser heeft zich hiermee dan ook niet aan het toezicht op vreemdelingen onttrokken. Tot slot voert eiser aan dat de zware grond 3c hem niet kan worden tegengeworpen, omdat eiser Nederland wel degelijk heeft verlaten door naar Tsjechië te vertrekken.
1.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser de zware grond 3e en de lichte gronden 4a, 4c, 4d en 4e niet heeft betwist. De niet betwiste zware en lichte gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Wat eiser heeft aangevoerd over de zware gronden 3a, 3b en 3c zal de rechtbank daarom niet bespreken.
Heeft de minister voldoende gemotiveerd waarom niet is volstaan met een lichter middel?
2. Eiser voert aan dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er niet met een lichter middel kon worden volstaan. Eiser wil namelijk graag bij zijn vriendin in Tsjechië zijn en in haar nabijheid werk gaan zoeken. Daarnaast benadrukt eiser dat hij alles op de juiste manier wil afhandelen. Daarom erkent eiser ook dat Nederland verantwoordelijk is voor zijn asielaanvraag. In dit verband wijst eiser er ook op dat hij bij zijn asielaanvraag in Nederland altijd de juiste gegevens heeft verstrekt. Verder wijst eiser erop dat hij Tsjechië met een paspoort is ingereisd, waar hij ook twintig dagen rechtmatig mocht verblijven. Nadat deze twintig dagen waren verstreken heeft eiser zich ook weer gemeld bij de Tsjechische autoriteiten. Omdat eiser dus alles op de rechtmatige manier wil afhandelen, moet de minister overgaan tot het opleggen van een lichter middel.
2.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich terecht op het standpunt dat niet kon worden volstaan met een lichter middel. In de maatregel is gemotiveerd dat rekening is gehouden met het betoog van eiser over zijn vriendin in Tsjechië. Eiser heeft geen rechtmatig verblijf in Tsjechië en heeft niet aangetoond dat er sprake is van een (meer dan gebruikelijke) afhankelijkheidsrelatie. Ondanks dat eiser benadrukt dat hij alles op de juiste manier wil afhandelen, volgt uit de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd wel een onttrekkingsrisico, zodat de minister er belang bij had om eiser in bewaring te stellen in afwachting van zijn asielaanvraag.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
3. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, ziet de rechtbank in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [1]
Conclusie en gevolgen
4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse-Pot, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Abrahams, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.