In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend en de rechtbank had de minister opgedragen om binnen acht weken te beslissen, tenzij nader onderzoek nodig was. Eiseres stelt dat de minister niet heeft gecommuniceerd dat nader onderzoek nodig was en dat de termijn inmiddels is verstreken. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden.
De rechtbank oordeelt dat de minister het first-in first-out (fifo) principe hanteert voor nareiszaken, maar wijst het verzoek van de minister om aanhouding van de behandeling van het beroep af. De rechtbank stelt dat het niet tijdig nemen van een besluit door de minister leidt tot ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank concludeert dat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank draagt de minister op om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 200,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten tot een bedrag van € 453,50, en de minister moet het griffierecht van € 187,- vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 januari 2025.