6.2In het Chain rule-arrestheeft het Hof, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
“
79. De overdracht van de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het door een onderdaan van een derde land ingediende verzoek om internationale bescherming aan een lidstaat op grond van artikel 23 of artikel 29 van de Dublin III-verordening staat derhalve in de weg aan de uitvoering van een besluit dat inhoudt dat de betrokkene aan een andere lidstaat wordt overgedragen.
80. In een dergelijke situatie moet echter worden benadrukt dat de lidstaat waarvan het overdrachtsbesluit aldus onuitvoerbaar wordt, vrij blijft om een terugnameverzoek in te dienen bij de lidstaat waaraan die verantwoordelijkheid is overgedragen.
81. Het is juist dat artikel 23, lid 3, van de Dublin III-verordening bepaalt dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming overgaat op de lidstaat waar een nieuw verzoek om internationale bescherming is ingediend wanneer deze lidstaat niet binnen de in artikel 23, lid 2, van deze verordening bedoelde termijnen een terugnameverzoek indient.
82. Een lidstaat die binnen deze termijnen een terugnameverzoek heeft ingediend bij de lidstaat die op dat tijdstip verantwoordelijk was voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming, kan echter niet worden geacht een dergelijk verzoek niet tijdig te hebben ingediend.
83. Hieruit volgt ten eerste dat de regel in artikel 23, lid 3, van de Dublin III-verordening niet geldt voor een dergelijke lidstaat.
84. De toepassing van deze regel in een dergelijke situatie zou overigens niet in overeenstemming zijn met het doel van de termijnen van artikel 23, lid 2, van deze verordening, namelijk waarborgen dat de verzoekende lidstaat de terugnameprocedureinleidt binnen een redelijke termijn vanaf het tijdstip waarop hij over informatie beschikt die hem in staat stelt een terugnameverzoek bij een andere lidstaat in te dienen(zie in die zin arrest van 25 januari 2018, Hasan, C360/16, EU:C:2018:35, punt 63).
85. Hieruit volgt ten tweede dat, door de in punt 79 van het onderhavige arrest genoemde overdracht van verantwoordelijkheid, voor de lidstaat op het grondgebied waarvan de verzoeker zich ophoudt een nieuwe termijn uit hoofde van artikel 23, lid 2, van de Dublin III-verordening ingaat om een terugnameverzoek in te dienen bij de lidstaat waaraan die verantwoordelijkheid is overgedragen.
86. Gelet op een en ander dient op de eerste vraag in de zaken C323/21 en C325/21 alsmede op de enige vraag in zaak C324/21 te worden geantwoord dat de artikelen 23 en 29 van de Dublin III-verordening aldus moeten worden uitgelegd dat wanneer een termijn voor de overdracht van een onderdaan van een derde land is beginnen te lopen tussen een aangezochte lidstaat en een eerste verzoekende lidstaat, de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het door deze derdelander ingediende verzoek om internationale bescherming door het verstrijken van deze termijn overgaat op deze verzoekende lidstaat, ook al heeft die derdelander ondertussen in een derde lidstaat een nieuw verzoek om internationale bescherming ingediend dat heeft geleid tot de aanvaarding door de aangezochte lidstaat van een door deze derde lidstaat ingediend terugnameverzoek, voor zover deze verantwoordelijkheid niet is overgegaan op die derde lidstaat omdat een van de termijnen van artikel 23 is verstreken.
87. Na die overdracht van die verantwoordelijkheid kan de lidstaat waar deze persoon zich ophoudt, niet overgaan tot overdracht van deze persoon aan een andere lidstaat dan de lidstaat die nu verantwoordelijk is geworden, maar kan hij wel binnen de in artikel 23, lid 2, van deze verordening vastgestelde termijnen een terugnameverzoek bij deze laatste lidstaat indienen.”