ECLI:NL:RBDHA:2025:8140

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
C/09/677078 / FA RK 24-8864
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarige kinderen na scheiding van ouders met problematische communicatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 februari 2025 een beschikking gegeven met betrekking tot de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], geboren in 2013. De ouders, de moeder en de vader, hebben een affectieve relatie gehad en oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen. De moeder heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij haar vast te stellen, terwijl de vader instemde met dit verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen al lange tijd feitelijk bij de moeder en de vader verblijven, wat heeft geleid tot een wijziging van de zorgregeling. De rechtbank heeft de ouders in de gelegenheid gesteld om hun verzoeken en verweren naar voren te brengen, waarbij ook de mening van de kinderen is gehoord. De rechtbank heeft de zorg- en opvoedingstaken verdeeld, waarbij de kinderen in de even weken bij de moeder verblijven en in de oneven weken bij de vader. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over de verdeling van vakanties en feestdagen, waarbij de ouders in overleg moeten treden over bijzondere gebeurtenissen. De rechtbank heeft benadrukt dat het van belang is dat de ouders constructief met elkaar blijven communiceren voor het welzijn van de kinderen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-8864
Zaaknummer: C/09/677078
Datum beschikking: 19 februari 2025

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, hoofdverblijfplaats

Beschikking op het op 12 december 2024 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.J.E.M. Wielinga-van Dillen te Houten.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. P.H.A. de Boer te Rotterdam.
De rechtbank merkt als informant aan:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

de gecertificeerde instelling.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek;
- de e-mail van de moeder van 6 januari 2025;
- de e-mail van de vader van 6 januari 2025;
- de e-mail van de moeder van 14 januari 2025;
- de op voorhand toegezonden pleitnotities van de moeder, tevens inhoudende een gewijzigd verzoek;
- de reactie op het gewijzigde verzoek van de vader van 14 januari 2025.
[minderjarige 2] heeft zich in raadkamer uitgelaten over het verzoek en [minderjarige 1] heeft schriftelijk zijn mening gegeven.
Op 15 januari 2025 is de zaak op een zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad);
  • [naam 2] en [naam 3] namens de gecertificeerde instelling.

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift strekt tot wijziging van na te melden beschikking, in die zin dat de moeder verzoekt:
  • te bepalen dat [minderjarige 2] zijn hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder;
  • te bepalen dat [minderjarige 1] in de even weekenden bij de moeder zal verblijven van
vrijdagmiddag 16.00 uur tot en met maandagochtend naar school, alsmede in de even van dinsdagmiddag uit school tot en met woensdagochtend naar school, waarbij de kinderen in de gelegenheid worden gesteld op vrijdagavond gezamenlijk te trainen bij de voetbalschool en in de gelegenheid worden gesteld om op zaterdag mee te doen met hun voetbalwedstrijd, alsmede in de oneven weken van donderdagavond 18.00 uur tot 19.30 uur;
  • te bepalen dat [minderjarige 2] in de oneven weekenden bij de vader zal verblijven van vrijdagavond voorafgaand aan de voetbaltraining tot en met zondagavond 19.45 uur alsmede iedere week op een doordeweekse avond (maandag, in de even weken op dinsdag, woensdag of donderdag in de oneven weken) van 18.00 uur tot 20.00 uur, waarbij de kinderen in de gelegenheid worden gesteld op vrijdagavond gezamenlijk te trainen bij de voetbalschool en in de gelegenheid worden gesteld om op zaterdag mee te doen met hun voetbalwedstrijd;
  • te bepalen dat beide kinderen gedurende de vakanties en feestdagen bij ieder van de ouders verblijven conform het als productie 7 bij het verzoekschrift overgelegde schema;
  • te bepalen dat beide kinderen op Moederdag, inclusief de nacht ervoor bij de moeder verblijven, op Vaderdag inclusief de nacht ervoor bij de vader verblijven, alsmede in de gelegenheid worden gesteld om op de verjaardag van beide ouders met de jarige ouder te kunnen avondeten, alsmede in de gelegenheid worden gesteld om belangrijke (familie)gebeurtenissen bij te wonen, waaronder bijzondere verjaardagen, jubilea, bruiloften en uitvaarten en wedstrijd Real Madrid;
  • de vader te veroordelen zijn medewerking eraan te verlenen dat de beide kinderen dagelijks tussen 07.00 uur en 21.00 uur via hun mobiele telefoon contact kunnen hebben met elkaar, met de ouder waar zij niet verblijven en met overige familieleden/naasten;
  • de vader te veroordelen zijn medewerking eraan te verlenen dat [minderjarige 1] de ruimte wordt gegeven om zijn moeder te zien wanneer zij in de buurt is;
  • de vader te veroordelen zijn medewerking eraan te verlenen dat de moeder aangelegenheden zoals een voetbalwedstrijd of groep 8-musical kan bijwonen als de kinderen dit willen;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder doet haar verzoek steunen op de stelling dat de omstandigheden nadien zijn gewijzigd.
De vader voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
De vader heeft daarnaast zelfstandig verzocht:
  • de door de moeder verzochte verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van [minderjarige 1] toe te wijzen, met uitzondering van de aanvullingen over voetbal en het terugbrengen op zondagavond;
  • een verdeling van de vakanties te bepalen, zoals opgenomen onder randnummer 4, sub 3 van het verweerschrift;
een ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Feiten
- Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
- Zij zijn de ouders van de volgende nog minderjarige kinderen:
­ [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ;
­ [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ;
- De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
- De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de vader. [minderjarige 1] verblijft feitelijk bij de vader, [minderjarige 2] verblijft feitelijk bij de moeder.
- Bij beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 13 oktober 2015 is – voor zover hier aan de orde:
­ de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader vastgesteld;
­ een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld tussen de minderjarigen en de moeder, waarbij [minderjarige 2] en [minderjarige 1] eenmaal per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, alsmede wekelijks op donderdag van 08.00 uur tot 18.00 uur en tevens gedurende de helft van de vakanties en feestdagen.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 22 oktober 2024 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 1 november 2025.

Beoordeling

Relatieve bevoegdheid
Op grond van artikel 265 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in zaken betreffende minderjarigen de rechter bevoegd van de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de minderjarigen. Volgens artikel 1:12 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt de minderjarige de woonplaats van degene die het gezag over hem uitoefent. Indien sprake is van gezamenlijk gezag, volgt de minderjarige de woonplaats van de ouder bij wie het feitelijk verblijft dan wel laatstelijk heeft verbleven.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . [minderjarige 1] woont bij de vader in [plaats 1] , [minderjarige 2] bij de moeder in [plaats 2] . De rechtbank constateert dat hierdoor twee rechtbanken relatief bevoegd zijn: de rechtbank Den Haag ten aanzien van [minderjarige 1] en de rechtbank Midden-Nederland ten aanzien van [minderjarige 2] . Zoals ook al in eerdere procedures aan de orde is geweest en met de ouders is besproken, zal de rechtbank op grond van artikel 270 Rv kennisnemen van de verzoeken ten aanzien van zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] , nu de ouders hebben aangegeven hiermee in te stemmen.
Hoofdverblijfplaats
De moeder heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij haar vast te stellen. [minderjarige 2] verblijft al lange tijd het overgrote deel van de tijd bij de moeder en staat daar ook al geregistreerd in de BRP. De vader heeft ingestemd met dit verzoek. Nu ook niet is gebleken dat het belang van [minderjarige 2] zich hiertegen verzet, zal de rechtbank het verzoek toewijzen.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Wijziging van omstandigheden
De rechtbank is gebleken dat na voormelde vaststelling van regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken de omstandigheden zijn gewijzigd. De bij voornoemde beschikking van 13 oktober 2015 vastgelegde zorgregeling wordt al lange tijd feitelijk niet meer uitgevoerd. Gedurende de coronapandemie is een week-op-week-af-regeling tot stand gekomen. Daarbij is gebleken dat [minderjarige 2] er de voorkeur aan geeft om bij zijn moeder te wonen. Dit heeft tot de feitelijke zorgregeling geleid, waarbij [minderjarige 1] zijn hoofdverblijf heeft bij de vader en [minderjarige 2] bij de moeder. De kinderen verblijven – kort samengevat – het ene weekend bij de vader en het andere weekend bij de moeder, zodat zij de weekenden steeds samen doorbrengen. Dat sprake is van een wijziging van omstandigheden is tussen de ouders ook niet in geschil, zodat de rechtbank de ouders zal ontvangen in de over en weer gedane verzoeken.
Feitelijke situatie
Voordat inhoudelijk wordt ingegaan op de voorliggende verzoeken, ziet de rechtbank aanleiding om aandacht te besteden aan de feitelijke situatie en de verhouding tussen de ouders. Uit de stukken en hetgeen op de zitting naar voren is gekomen volgt dat tussen de ouders sprake is van een hardnekkig patroon, waarbij het hen niet lukt om samen tot afspraken te komen en hun kinderen te laten weten en voelen dat zij van de andere ouder mogen houden. Dit heeft ertoe geleid dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] inmiddels al lange tijd onder toezicht zijn gesteld, zonder dat dit tot verbetering heeft geleid. Zoals ook door de gecertificeerde instelling op de zitting naar voren is gebracht, is de oplossing voor deze problematiek niet gelegen in het scheppen van zoveel mogelijk duidelijkheid door elke mogelijke situatie afspraken te maken. Los van het feit dat er in het leven – en in het bijzonder met opgroeiende kinderen – altijd onvoorziene situaties zullen ontstaan, leidt de dynamiek tussen de ouders er ook toe dat er ook over gemaakte afspraken steeds opnieuw discussies zullen ontstaan. Hoewel op de zitting is gebleken dat de standpunten van de ouders soms redelijk bij elkaar in de buurt komen, lukt het ze toch niet om in onderling overleg afspraken te maken vanwege het over en weer ontbrekende vertrouwen. De ouders zullen bij zichzelf te rade moeten gaan over de vraag welk aandeel zij hebben in de situatie en wat zij daar
zelfaan kunnen veranderen, zodat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op een zo onbelast mogelijk manier contact kunnen hebben met elkaar en met hun beide ouders.
Reguliere zorgregeling
Ten aanzien van de reguliere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is door de moeder allereerst verzocht om de feitelijke regeling, waarbij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] – kort samengevat – het ene weekend bij de vader verblijven en het andere weekend bij de moeder, vast te leggen. De vader heeft hiertegen in beginsel geen bezwaar, zodat dit verzoek voor toewijzing gereed ligt.
In aanvulling hierop heeft de moeder verzocht om het weekend waarin [minderjarige 1] (en [minderjarige 2] ) bij haar verblijven, het weekend voortduurt tot maandagochtend, zoals nu feitelijk ook het geval is. Zij brengt [minderjarige 1] dan op maandagochtend naar school in [plaats 1] . Hoewel de vader van mening is dat de moeder eenzijdig heeft besloten dat [minderjarige 1] tot maandagochtend bij haar is, stemt hij hiermee in. De rechtbank zal dit daarom vastleggen, maar merkt daarbij wel op dat de situatie mogelijk anders kan wordcn op het moment dat [minderjarige 1] naar de middelbare school gaat of als hij zelf aangeeft dit niet meer te willen.
Daarnaast bestaat tussen de ouders discussie over de voetbalwedstrijden van de kinderen op zaterdag en de lessen bij de voetbalschool op vrijdagavond. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voetballen elk bij een andere club, in de buurt van de ouder bij wie zij doordeweeks wonen. Daarnaast zijn zij op initiatief van de moeder enige tijd geleden gestart met een extra voetbaltraining op vrijdagavond bij Voetbalschool “ [voetbalschool] ”. Dat levert in het weekend organisatorische problemen op, omdat er veel heen en weer gereden moet worden. De ouders hebben op de zitting allebei toegezegd dat zij zich zoveel mogelijk zullen inspannen om ervoor de zorgen dat de beide jongens zowel op zaterdag hun wedstrijd kunnen spelen als op vrijdagavond kunnen deelnemen aan de extra training. Mocht dit onverhoopt (bijvoorbeeld door een onvoorziene werksituatie) niet lukken, dan zal dit zo tijdig mogelijk met de andere ouder en de kinderen worden gecommuniceerd.
De moeder heeft daarnaast verzocht om ter aanvulling in de zorgregeling op te nemen dat [minderjarige 1] iedere woensdagavond bij de moeder eet, zodat zowel de moeder als [minderjarige 1] en [minderjarige 2] elkaar een extra moment kunnen zien. De moeder staat er ook voor open wanneer de vader een dergelijk eetmoment doordeweeks wenst. Zij merkt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] er last van hebben dat zij elkaar alleen in de weekenden zien en de ouder bij wie zij niet wonen slechts één weekend per twee weken. De vader kan zich hiermee niet verenigen. Hij vindt het onwenselijk, niet alleen omdat het extra onrust oplevert voor de kinderen, maar in het bijzonder omdat hij nare ervaringen heeft met overdrachten, waarbij regelmatig ruzies zijn ontstaan. De kinderen waren hiervan getuige. Een extra overdrachtsmoment doordeweeks vindt hij daarom niet in het belang van de kinderen. De rechtbank zal bepalen dat [minderjarige 1] één keer per twee weken op dinsdagavond met de moeder (en [minderjarige 2] ) eet tussen 18.00 uur en 20.00 uur. Dit zal steeds zijn in het weekend nadat de kinderen bij de vader hebben verbleven, omdat de moeder en [minderjarige 1] elkaar dan enige tijd niet hebben gezien. Omdat de vader heeft aangegeven dit niet te zien zitten, zal de rechtbank andersom geen doordeweeks eetmoment vaststellen. De ouders zullen er zelf voor moeten zorgen dat het ophalen en thuisbrengen zonder incidenten verloopt.
Het verzoek van de moeder om in de gelegenheid te worden gesteld om bij [minderjarige 1] langs te gaan als zij in de buurt is, zal de rechtbank afwijzen. Het verzoek is te vaag en te onbepaald en het is ondoenlijk om voor dergelijke situaties een rechterlijke beslissing te geven. Het is aan de ouders zelf om hierover afspraken te maken met elkaar en met de kinderen.
Verdeling van de vakanties
Door de moeder is daarnaast verzocht om de vaststelling van een verdeling van de vakanties conform het door haar overgelegde schema. In de afgelopen jaren is er veel discussie geweest over de verdeling van de vakanties, hetgeen ook voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot onduidelijkheid en onrust heeft geleid. De ouders zijn erin geslaagd om overeenstemming te bereiken over de verdeling van de vakanties. Zij zijn de volgende verdeling overeengekomen:
-
Voorjaars- en herfstvakantie:de voorjaars- en herfstvakantie zullen worden
gesplitst, waarbij de wissel plaatsvindt op woensdag om 13.00 uur en wordt aangesloten bij het weekend waar [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorafgaand verblijven;
-
Meivakantie:[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de meivakantie in de oneven jaren in week 1 bij
de moeder en in week 2 bij de vader. In de even jaren is het andersom;
-
Kerstvakantie:[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de kerstvakantie in de oneven jaren in week 1
bij de vader en in week 2 bij de moeder. In de even jaren is het andersom;
-
Zomervakantie:in de jaren 2025, 2026 en 2027 verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de eerste
drie weken van de zomervakantie bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader. In de jaren 2028, 2029 en 2030 is het andersom.
De vakantie vangt daarbij aan op de eerste maandag dat de kinderen vrij zijn van school. Het voorafgaande weekend zal dus nog de reguliere zorgregeling worden gevolgd.
Verdeling van de feestdagen en andere bijzondere dagen
Ten aanzien van de feestdagen en andere bijzondere dagen hebben partijen deels overeenstemming bereikt. Tijdens Pasen 2025, 2026 en 2027 zullen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de aansluitende maandag bij de moeder verblijven, omdat Pasen dan steeds in een weekend valt dat de kinderen bij haar verblijven. Tijdens Pasen 2028, 2029 en 2030 zullen de kinderen bij de vader verblijven, omdat het dan juist in zijn weekend valt. Ten aanzien van Pinksteren is de situatie precies andersom: de eerste drie jaar zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot en met maandag bij de vader, de tweede drie jaar bij de moeder.
Het is partijen niet gelukt om tot afspraken te komen over de verdeling van Vader- en Moederdag en de verjaardagen van de kinderen. De rechtbank zal vaststellen dat gedurende deze dagen de reguliere zorgregeling doorloopt, omdat er voldoende mogelijkheden bestaan om deze dagen op een ander moment – bijvoorbeeld in een weekend ervoor of erna – te vieren. Het belang bij duidelijkheid over de zorgregeling en zo min mogelijk wisselingen (en daarmee de kans op discussies) weegt naar oordeel van de rechtbank zwaarder dan een viering op de betreffende dag. Een (video)belmoment moet tenminste mogelijk zijn.
Voor wat betreft het bijwonen van overige bijzondere (familie)gebeurtenissen zal de rechtbank opnemen dat hiertoe in beginsel mogelijkheid moet worden gegeven. Daarbij kan worden gedacht (maar niet uitsluitend beperkt tot) een groep acht-musical, bijzondere huwelijksjubilea, huwelijken, uitvaarten, et cetera. Hoewel dit waarschijnlijk opnieuw tot discussie tussen de ouders zal leiden, is niet te voorzien welke gebeurtenissen zich precies zullen voordoen en of daarbij ruimte moet worden geboden aan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om aanwezig te zijn. Het is aan de ouders om hierover op een constructieve manier in gesprek te gaan en daarbij zo nodig hulp te vragen. Uiteraard is de mening van de kinderen zelf hierbij een belangrijke factor om rekening te houden. Het verzoek van de moeder om de kinderen aanwezig te laten zijn bij een wedstrijd van Real Madrid zal de rechtbank echter afwijzen, omdat dit onvoldoende concreet is.
Contactregeling en mobiele telefoon
De moeder heeft tot slot nog verzocht om de vader te veroordelen om [minderjarige 1] in de gelegenheid te stellen om van 07.00 uur tot 21.00 uur zijn mobiele telefoon ter beschikking te stellen, zodat hij contact kan onderhouden met [minderjarige 2] en de moeder. De vader heeft hiertegen verweer gevoerd. Hij vindt het van belang dat [minderjarige 1] ook rust heeft en niet voortdurend toegang heeft tot zijn mobiele telefoon, zodat hij zijn aandacht ook kan richten op andere zaken. De rechtbank zal vaststellen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid moeten worden gesteld om in ieder geval dagelijks tussen 16.00 uur en 21.00 uur toegang te hebben tot hun mobiele telefoon, zodat zij contact met elkaar en de andere ouder kunnen hebben. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat het niet de bedoeling is dat de ouder bij wie [minderjarige 1] of [minderjarige 2] op dat moment niet verblijft zich in telefonische contacten en whatsapp-berichten bezighoudt met de opvoedsituatie bij en -beslissingen van de andere ouder.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de minderjarige:
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ;
zijn hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder;
bepaalt dat [minderjarige 2] bij de vader zal zijn: één weekend per twee weken van vrijdag voorafgaand aan de voetbaltraining tot zondag 19.45 uur, waarbij hij zoveel mogelijk in de gelegenheid wordt gesteld om deel te nemen aan zijn voetbalwedstrijden op zaterdag;
bepaalt dat de minderjarige:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ;
bij de moeder zal zijn:
  • één weekend per twee weken van vrijdagmiddag voorafgaand aan de voetbaltraining tot maandagochtend naar school, waarbij [minderjarige 1] zoveel mogelijk in de gelegenheid wordt gesteld om deel te nemen aan de voetbaltraining op vrijdagavond en zijn voetbalwedstrijden op zaterdag;
  • op dinsdagavond na het weekend waarin hij bij de vader is geweest van 18.00 uur tot 20.00 uur, waarbij de moeder hem ophaalt en ook weer terugbrengt;
bepaalt een verdeling van de vakanties, waarbij:
-
Voorjaars- en herfstvakantie:de voorjaars- en herfstvakantie worden
gesplitst, waarbij de wissel plaatsvindt op woensdag om 13.00 uur en wordt aangesloten bij het weekend waar [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorafgaand verblijven;
-
Meivakantie:[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de meivakantie in de oneven jaren in week 1 bij
de moeder en in week 2 bij de vader. In de even jaren is het andersom;
-
Kerstvakantie:[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de kerstvakantie in de oneven jaren in week 1
bij de vader en in week 2 bij de moeder. In de even jaren is het andersom;
-
Zomervakantie:in de jaren 2025, 2026 en 2027 verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de eerste
drie weken van de zomervakantie bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader. In de jaren 2028, 2029 en 2030 is het andersom;
bepaalt een verdeling van de feestdagen en overige bijzondere dagen, waarbij:
-
Pasen:[minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende Pasen 2025, 2026 en 2027 bij de moeder
verblijven en gedurende Pasen 2028, 2029 en 2030 bij de vader verblijven;
-
Pinksteren:[minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende Pinksteren 2025, 2026 en 2027 bij de vader
verblijven en gedurende Pinksteren 2029, 2029 en 2030 bij de moeder verblijven;
- de reguliere zorgregeling doorloopt gedurende Vader- en Moederdag en de
verjaardag van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
- partijen in overleg zullen treden op het moment dat zich een bijzondere dag
voordoet, zoals bijvoorbeeld een uitvaart, huwelijk of bijzonder jubileum, waarbij het uitgangspunt is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hierbij aanwezig kunnen zijn;
bepaalt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in ieder geval dagelijks tussen 16.00 uur en 21.00 uur beschikking hebben over hun mobiele telefoon, zodat zij contact met elkaar en de ouder bij wie zij op dat moment niet verblijven kunnen onderhouden;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F. Baaij, kinderrechter, bijgestaan door mr. S.B. Boekema als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 19 februari 2025.