ECLI:NL:RBDHA:2025:8122

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
NL24.50183
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Eritrese eiser wegens ongeloofwaardigheid van desertie en illegale uitreis

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 8 mei 2025, wordt het beroep van een Eritrese eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser had op 15 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie op 10 december 2024 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 24 februari 2025 behandeld, waarbij zowel de eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van de eiser, die stelt dat hij gedwongen was te deserteren uit het Eritrese leger en illegaal het land heeft verlaten. De rechtbank oordeelt dat de minister de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiser geloofwaardig acht, maar de desertie en illegale uitreis ongeloofwaardig. De rechtbank wijst erop dat de verklaringen van de eiser niet onderbouwd zijn met objectieve documenten en dat de minister terecht twijfels heeft over de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser.

De rechtbank concludeert dat de minister het besluit zorgvuldig heeft voorbereid en dat de beroepsgronden van de eiser niet slagen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50183

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. G.P.G. Willemse-Schoenmakers),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 15 januari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 10 december 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft beroep op 24 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft de Eritrese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1985. Eiser zat in Eritrea gedwongen in het leger. Eiser had hierdoor geen vrijheid en hij kon niet werken of studeren. Ook kon eiser geen verlof krijgen. In totaal is eiser drie keer gedeserteerd. Na de eerste keer is de echtgenote van eiser meegenomen en is haar gevraagd waar eiser was. Na de tweede keer is de moeder van eiser meegenomen en is haar gevraagd waar eiser was. Na de derde keer – in 2018 – heeft eiser het land illegaal verlaten. Bij terugkeer vreest eiser voor vervolging vanwege zijn desertie en illegale uitreis.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
identiteit, nationaliteit en herkomst,
eiser zijn dienstplicht en desertie, en
de illegale uitreis van eiser.
De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De dienstplicht van eiser, de desertie en de illegale uitreis van eiser acht de minister niet geloofwaardig. Volgens de minister heeft eiser deze asielmotieven niet onderbouwd met objectieve documenten en vormen de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel. [1]
Ten aanzien van de desertie licht de minister toe dat het ongeloofwaardig is dat eiser na tweemaal eerder te zijn gedeserteerd zomaar na het avondeten voor een derde keer kon weglopen. Volgens de minister is het opmerkelijk dat eiser niet door beveiligers is tegengehouden. Mede omdat desertie in Eritrea strafbaar is. Hieraan voegt de minister toe dat het opmerkelijk is dat eiser na de eerste twee deserties bij zijn eenheid kon terugkeren. Deserteurs worden in Eritrea doorgaans naar de gevangenis gestuurd waar ze ondervraagd en gemarteld worden. [2] Uit de verklaringen van eiser blijkt niet dat hij voor de eerste twee deserties gestraft is. Daar komt bij dat eiser heeft verklaard dat hij na zijn laatste desertie twee weken thuis is gebleven en het leger niet naar hem heeft gezocht of naar hem heeft gevraagd.
Ten aan zien van de illegale uitreis stelt de minister zich op het standpunt dat nu de reden van vertrek van eiser uit Eritrea ongeloofwaardig is, ook de hieruit volgende illegale uitreis ongeloofwaardig is. Hieraan voegt de minister toe dat eiser gebrekkig over de voorbereiding van zijn illegale uitreis en de illegale uitreis zelf verklaart. Eritrea illegaal verlaten is volgens de minister een gevaarlijke en ingewikkelde onderneming, waardoor niet valt in te zien dat eiser zich niet goed heeft voorbereid op de uitreis. Ook valt niet in te zien dat eiser over de omgeving waar hij doorheen is gereisd gebrekkig en algemeen verklaart. Eiser is daarom volgens de minister geen vluchteling als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. Dat eiser uit Eritrea komt is ook onvoldoende om een vluchteling te zijn. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Eritrea te vrezen heeft voor ernstige schade.
Heeft de minister voldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiser?
6. Eiser betoogt dat de minister in het bestreden besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader. Eiser heeft een familie die altijd heeft gewerkt in de landbouw en dit duidt er volgens eiser op dat hij cognitief minder sterk is. Ook is eiser laaggeletterd. De gemachtigde van eiser vermoedt dat eiser cognitief zwak is. In de brief van 5 december 2024 wijst de gemachtigde van eiser erop dat het ontwikkelingsniveau van eiser laag is. [3] Volgens de gemachtigde moeten de meest eenvoudige vragen aan eiser worden herhaald of op een andere manier worden gesteld. Ook blijkt uit het verslag van het nader gehoor dat eiser enkele malen de vraag niet begreep. Dat uit het MediFirst-rapport volgt dat er geen beperkingen zijn die het gehoor belemmeren, betekent volgens eiser niet dat er geen rekening moet worden gehouden met zijn referentiekader. De gemachtigde van eiser heeft niet de mogelijkheid en de middelen om onderzoek te laten doen naar de cognitieve capaciteit van eiser. Gezien het referentiekader van eiser kon niet meer van hem verwacht worden dan eiser heeft verklaard over zijn dienstplicht, desertie en illegale uitreis uit Eritrea. Niet is gebleken dat de minister in de besluitvorming rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser. . Uit het MediFirst-rapport volgt dat bij eiser geen klachten zijn geconstateerd of dat er sprake is van beperkingen die relevant zijn voor het horen en beslissen. Ook blijkt uit het bestreden besluit dat de minister de achtergrond van eiser heeft betrokken en heeft beoordeeld of op grond daarvan beperkingen in zijn referentiekader moeten worden aangenomen. Aanvullend heeft de minister gekeken naar de jarenlange werkervaring van eiser in de landbouw. Volgens de minister zijn er geen aanknopingspunten waaruit blijkt dat het werk van eiser in de landbouw juist duidt op het feit dat eiser cognitief minder sterk is.
Verder is in het nader gehoor aan eiser gevraagd aan te geven als er tijdens het gehoor vragen waren waar hij moeite mee had, of als hij een vraag niet begreep. [4] Ook heeft eiser verklaard de tolk goed te begrijpen en te verstaan. Als eiser een vraag niet begreep werd deze opnieuw gesteld of toegelicht om de vraag te verduidelijken. Het enkele feit dat in het gehoor vragen herhaald of nader toegelicht moeten worden, maakt niet dat hieruit kan worden afgeleid dat eiser cognitief zwak is. Uit het rapport van het nader gehoor is verder niet gebleken dat eiser bepaalde vragen niet begreep of niet voldoende kon beantwoorden vanwege zijn referentiekader.
Tot slot verklaart eiser in het aanmeldgehoor dat hij geen gebruik wil maken van medisch onderzoek. [5] Volgens eiser zijn er geen problemen, alleen wil hij kwijt dat er een incident was met een mes. De rechtbank ziet dan ook niet in waarom – anders dan het medisch onderzoek verricht door de minister – nader onderzoek moet worden verricht naar de cognitieve capaciteiten van eiser.
Is het besluit zorgvuldig voorbereid?
7. Eiser betoogt dat de hoormedewerker in het kader van de samenwerkingsplicht nadere vragen aan eiser had moeten stellen. Volgens eiser volgt uit de Procedurerichtlijn en de Kwalificatierichtlijn dat als volgens de beslisautoriteiten onvolledig is verklaard er nadere vragen gesteld moeten worden. [6] De hoormedewerker heeft dit onvoldoende gedaan. Eiser heeft om die reden ook niet eerder verklaard over de detentie waarin hij heeft gezeten naar aanleiding van de deserties. Eiser heeft pas in de zienswijze uitgelegd dat hij na de terugkeer bij zijn eenheid werd vastgezet, omdat tijdens het nader gehoor door de hoormedewerker niet is gevraagd of hij naar aanleiding van de eerste twee deserties is bestraft.
7.1.
De rechtbank oordeelt dat de minister het besluit zorgvuldig heeft voorbereid. De minister heeft eiser in het bestreden besluit kunnen tegenwerpen dat eiser pas in de zienwijze verklaart dat hij na de eerste twee deserties is vastgehouden en geslagen. Het betoog van eiser dat hij daar niet eerder over heeft verklaard omdat dit vanzelfsprekend is doet daar niet aan af. Temeer omdat dit de kern van zijn asielrelaas raakt. Daar komt bij dat eiser heeft verklaard dat hij nooit mishandeld is door de autoriteiten. [7] Het betoog van eiser dat de hoormedewerker hier onvoldoende op heeft doorgevraagd treft gezien het voorgaande geen doel.
Mocht de minister de dienstplicht en desertie van eiser ongeloofwaardig achten?
8. Eiser betoogt dat de minister de dienstplicht en desertie ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Volgens eiser had de minister in deze beoordeling moeten betrekken of de verklaringen van eiser niet in strijd zijn met algemene en specifieke informatie die relevant is voor het asielverzoek. [8] Volgens eiser weet de minister – uit vergelijking met andere asieldossiers – dat het veelvuldig voorkomt dat Eritrese asielzoekers na ongeoorloofd verlof illegaal uitreizen.
Verder heeft eiser in de zienswijze nader uitgelegd hoe hij voor de derde keer is gedeserteerd. De minister motiveert niet met objectieve informatie waarom de nadere uitleg van eiser in de zienswijze ongeloofwaardig is. Daarbij werpt de minister eiser ten onrechte tegen dat hij niet eerder heeft verklaard hoe hij gedeserteerd is. De minister miskent daarmee dat de zienswijze een reactie is op het voornemen en eiser hierop pas kon reageren op het moment dat deze overweging via het voornemen bij hem bekend werd. Ook miskent de minister dat eiser inspanning heeft geleverd om zijn aanvraag te staven en hij zo volledig mogelijk heeft verklaard.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich terecht op het standpunt dat het feit dat in andere asielzaken ook sprake is van desertie na ongeoorloofd illegaal verlof, niet maakt dat dit een onderbouwing is om aan te nemen dat in geval van eiser daar ook sprake van is. Hieraan voegt de minister terecht toe dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat hij kon deserteren en ongeoorloofd kon vluchten uit de kazerne. Eiser heeft in het nader gehoor verklaard dat hij na het avondeten stiekem is weggelopen. Eiser is geen beveiligers tegengekomen en het was makkelijk om naar zijn dorp te gaan. [9] Pas in de zienswijze verklaart eiser dat hij in een eenheid zat met kleine deelkazernes. Na het avondmaal mochten ze het terrein vrij in en uit lopen. Alleen na 23:00 uur mocht je niet meer buiten het terrein zijn. De minister heeft eiser niet ten onrechte tegengeworpen dat het opmerkelijk is dat eiser meerdere malen de mogelijkheid heeft gehad deze omstandigheden toe te lichten en eiser – zonder een duidelijke verklaring – dit pas in de zienswijze naar voren brengt. Daar komt bij dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat het niet te rijmen is dat eiser tot drie keer toe heeft kunnen vluchten uit de kazerne. In Eritrea is desertie strafbaar. [10] Dat eiser na twee keer te zijn gedeserteerd het terrein van de kazerne vrij kon betreden of verlaten werpt de minister eiser niet ten onrechte tegen. Gezien de verklaringen van eiser ziet de rechtbank niet in waarom de minister zijn standpunt met objectieve informatie had moeten onderbouwen. Niet valt in te zien dat de minister niet aan de samenwerkingsplicht heeft voldaan.
Mocht de minister de illegale uitreis van eiser ongeloofwaardig achten?
9. Eiser betoogt dat de minister zijn illegale uitreis uit Eritrea ten onrechte ongeloofwaardig acht. Eiser blijft bij zijn correctie dat hij na zijn derde desertie één nacht thuis is geweest en vervolgens twee weken over zijn uitreis heeft gedaan. De minister werpt eiser ten onrechte tegen dat eiser heeft verklaard dat hij na de derde desertie twee weken thuis is geweest. Eiser heeft dit in de zienswijze verduidelijkt.
Hieraan voegt eiser toe dat hij alle vragen in het aanmeldgehoor en het nader gehoor over zijn illegale uitreis correct en volledig heeft beantwoord. Volgens eiser onderbouwt de minister niet waarom zijn verklaringen over de route en wijze van illegale uitreis niet kunnen kloppen. Dat eiser zijn illegale uitreis niet heeft voorbereid betekent niet dat hij niet illegaal uitgereisd is. Uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij bij terugkeer naar Eritrea risico loopt op ernstige schade.
9.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank neemt de minister terecht als uitgangspunt dat eiser na zijn derde desertie twee weken thuis heeft verbleven. Eiser heeft dit ook zelf ook in het nader gehoor verklaard. [11] Bovendien bevestigt eiser dit door op de volgende vraag tijdens het nader gehoor te antwoorden dat hij in die twee weken niet door het leger is benaderd. [12] Dit heeft de minister dan ook aan eiser tegen kunnen werpen. Hieraan voegt de minister terecht toe dat eiser niet eerder dan in de zienswijze heeft aangegeven dat zijn verklaring over de duur van zijn verblijf thuis na de derde desertie niet klopte. Ook verklaart eiser niet waarom hij dit niet eerder naar voren heeft gebracht.
Daarnaast heeft de minister eiser niet ten onrechte tegenworpen dat zijn verklaringen over zijn illegale uitreis en de reis zelf gebrekkig zijn. De minister stelt daarbij niet ten onrechte dat eiser over de omgeving waar hij doorheen is gereisd gebrekkig en algemeen verklaart. Over de omgeving verklaart eiser enkel dat het een onbewoond gebied was met heuvels, bomen en een wildernis met wilde planten. [13] Daarbij heeft de minister eiser kunnen tegenwerpen dat van hem verwacht had mogen worden dat hij meer over de omgeving had kunnen vertellen omdat eiser de omgeving zelf onderweg heeft waargenomen. Ook heeft eiser verklaard meerdere malen contact te hebben gehad met herders over welke richting hij op moest. [14] De minister heeft eiser kunnen tegenwerpen dat van hem verwacht mocht worden dat hij – gezien dit contact – concrete over de omgeving had moeten verklaren.
Verder is niet gebleken dat de minister onvoldoende heeft onderbouwd waarom de verklaringen van eiser over zijn illegale uitreis niet kunnen kloppen. De minister haalt terecht aan dat het illegaal willen verlaten van Eritrea een gevaarlijke en ingewikkelde onderneming is. Daarbij heeft de minister eiser kunnen tegenwerpen dat van een man van (destijds) 33 jaar die aan een gevaarlijke reis begint verwacht mag worden dat hij zich beter had voorbereid. Mede omdat eiser heeft verklaard dat hij wist dat de uitreis illegaal was en hij daardoor gezocht kan worden. Het enkele feit dat, zoals eiser stelt, hij de vragen in het aanmeldgehoor en het nader gehoor over zijn illegale uitreis correct en volledig heeft beantwoord niet maakt gelet op het voorgaande niet dat deze verklaringen geloofwaardig zijn.
9.2.
Nu de minister, gelet op het voorgaande, het tweede en derde element van eisers asielrelaas niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht is niet gebleken dat eiser bij terugkeer naar Eritrea een reëel risico loopt op ernstige schade
Verwijzing naar hetgeen eerder in de procedure is aangevoerd
10. Eiser heeft voor het overige verzocht om dat wat eerder in de procedure is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen in de gronden van beroep. Omdat de minister hier in het bestreden besluit op in is gegaan en eiser deze gronden, anders dan hiervoor al besproken, in beroep niet nader heeft onderbouwd, kan de enkele verwijzing naar de zienswijze niet leiden tot het daarmee door eiser beoogde resultaat.

Conclusie en gevolgen

11. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is daarom ongegrond en dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiser in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst de minister naar: EASO Country of Origin Information Report – Eritrea: National Service, Exit, and Return.
3.Dit staat in de correcties en aanvullingen op het rapport van nader gehoor van 5 december 2024.
4.Verslag nader gehoor, p. 3.
5.Verslag aanmeldgehoor, p. 13.
6.Eiser verwijst naar artikel 16 van de Procedurerichtlijn en artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn.
7.Zie verslag nader gehoor, p. 9.
8.Eiser verwijst naar artikel 4, vijfde lid, van de Kwalificatierichtlijn.
9.Zie verslag nader gehoor, p. 12.
10.Algemeen Ambtsbericht Eritrea: december 2023, p. 45.
11.Zie verslag nader gehoor, p. 13.
12.Zie verslag nader gehoor, p. 13.
13.Zie verslag gehoor aanmeldfase, p. 10.
14.Zie verslag nader gehoor, p. 6.