ECLI:NL:RBDHA:2025:8098
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vrijheidsontneming in grensdetentie van asielzoeker
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2025 uitspraak gedaan over de vrijheidsontneming van een eiser die sinds 23 november 2024 in grensdetentie verblijft. De rechtbank oordeelt dat de vrijheidsontneming langer duurt dan noodzakelijk is, in strijd met artikel 9 van de Opvangrichtlijn. De eiser, die stelt Togolees te zijn, heeft beroep ingesteld tegen de voortduren van de maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel tot het sluiten van het onderzoek op 31 maart 2025 rechtmatig was, maar dat de periode van ruim eenentwintig weken in grensdetentie onredelijk lang is. De rechtbank concludeert dat het belang van de eiser om in vrijheid te wachten op de beslissing van zijn asielberoep zwaarder weegt dan het grensbewakingsbelang. Daarom beveelt de rechtbank de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel met ingang van 23 april 2025. Tevens wijst de rechtbank het verzoek om schadevergoeding af, maar veroordeelt de verweerder in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.814,-.