In deze zaak heeft eiser op 30 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De minister van Asiel en Migratie heeft op 16 september 2024 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft echter niet gereageerd op het bericht van de rechtbank van 28 oktober 2024. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft het beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig op zijn aanvraag heeft beslist. Echter, nu de aanvraag inmiddels is ingewilligd, heeft eiser geen belang meer bij een beoordeling van het beroep tegen het niet-tijdig beslissen. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is wegens het vervallen van het procesbelang.
De rechtbank heeft ook vastgesteld dat eiser recht heeft op proceskostenvergoeding, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft beslist. De kosten voor de door een derde verleende rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 453,50. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, aangezien het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.
De uitspraak is gedaan op 21 januari 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen 6 weken na de bekendmaking van de uitspraak een verzetschrift indienen als hij het niet eens is met de uitspraak.