ECLI:NL:RBDHA:2025:8049

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
24/4697
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijstand en ingangsdatum bij bijzondere omstandigheden

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 13 mei 2025, wordt de ingangsdatum van de toekenning van bijstand aan eiser besproken. Eiser, geboren in 2011, heeft zich op 21 juli 2022 gemeld bij het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp voor bijstand. Hij heeft echter pas op 19 november 2023 zijn aanvraag ingediend, na een periode van meerdere meldingen en een zoektermijn van vier weken. Eiser is van mening dat er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de bijstand met terugwerkende kracht vanaf 7 augustus 2023 zou moeten worden toegekend. De rechtbank oordeelt dat het college de ingangsdatum van de bijstand terecht heeft vastgesteld op 19 november 2023. Eiser heeft niet aangetoond dat hij door persoonlijke of psychische problemen niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen vergoeding van proceskosten of griffierecht terug.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/4697

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R. Kuijer),
en
het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp, het college.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de ingangsdatum van de toekenning van bijstand. Eiser is het niet eens met de toekenning van de bijstand per 19 november 2023. Hij stelt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden om de bijstand met terugwerkende kracht toe te kennen. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het beroep.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de ingangsdatum van de toekenning terecht heeft bepaald op 19 november 2023. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Bij besluit van 11 januari 2024 (primair besluit) heeft het college bijstand toegekend aan eiser per 19 november 2023 en het verzoek afgewezen om met terugwerkende kracht bijstand te verlenen over de periode 7 augustus 2023 tot 18 november 2023. Met het bestreden besluit van 17 mei 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij toekenning per 19 november 2023 gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2025 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiser heeft deelgenomen aan de zitting. Namens het college is niemand verschenen.

Wat aan de procedure vooraf ging

3. Eiser, geboren [geboortedatum] 2011, woont bij zijn ouders en heeft zich op 21 juli 2022 gemeld bij het college voor het aanvragen van bijstand. Hij heeft digitaal een meldingsformulier ingevuld. De melding is vervolgens per e-mail aan eiser bevestigd op 21 juli 2022. Op 22 juli 2022 heeft team Participatie per e-mailbericht aan eiser meegedeeld dat voor eiser een zoekperiode van vier weken geldt omdat hij jonger dan 27 jaar is. In de zoekperiode moet eiser actief zoeken naar werk of een opleiding. Hij kan daarna de aanvraag via IParticipatie voortzetten. Als hij te weinig heeft gedaan om aan werk te komen of een opleiding te vinden kan de uitkering worden verlaagd. Als hij helemaal niets heeft gedaan tijdens de zoekperiode dan kan de uitkering worden geweigerd. Dan moet eiser zich opnieuw melden en krijgt hij weer een zoekperiode van vier weken.
Op 28 augustus 2022 heeft eiser een e-mailbericht gestuurd naar het college, waarin hij aangeeft dat hij niet verder kan met zijn formulieren omdat de link niet werkt van IParticipatie. De pagina geeft aan dat de server waarop de pagina zich bevindt, niet reageert. Het college heeft niet gereageerd op dit bericht. Op 31 augustus 2022 heeft eiser nogmaals een e-mailbericht gestuurd om aan te geven dat hij de melding niet kon doorzetten na het verstrijken van de wettelijke termijn. Het college heeft niet gereageerd.
Eiser heeft de melding na de zoektermijn niet omgezet in een aanvraag.
3.1.
Vervolgens heeft eiser zich op 30 september 2022 en 15 december 2022 gemeld voor het aanvragen van bijstand maar hij heeft de meldingen niet omgezet in aanvragen. Op 7 augustus 2023 heeft eiser weer een digitale melding om bijstand gedaan. Vervolgens heeft team Participatie hem op 8 augustus 2023 een e-mailbericht gestuurd met wederom het bericht dat voor eiser een zoektermijn van vier weken geldt. Eiser heeft op 19 november 2023 zijn melding omgezet in een digitale aanvraag met als gewenste ingangsdatum 7 augustus 2023.
3.2.
Bij het primaire besluit heeft het college eiser bijstand toegekend met ingang van 19 november 2023 naar de norm van een alleenstaande met toepassing van de kostendelersnorm (drie personen). Volgens het college zijn er geen bijzondere omstandigheden om met terugwerkende kracht bijstand te verlenen per de gevraagde datum van 7 augustus 2023. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in de periode van 7 augustus 2023 tot en met 18 november 2023 buiten staat was om zich te melden voor het aanvragen van de uitkering of dat er een gegronde reden was voor de latere melding.
3.3.
Bij het bestreden besluit heeft het college, onder overneming van het advies van de Commissie Bezwaarschriften van 10 mei 2024, het bezwaar ongegrond verklaard. Samengevat is het volgende overwogen. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die een eerdere ingangsdatum voor de meldingsdatum van 7 augustus 2023 rechtvaardigen. Eiser heeft weliswaar twee schermafbeeldingen overgelegd waaruit blijkt dat de benodigde internetpagina (IParticipatie) niet bereikbaar was maar hieruit blijkt niet hoe lang de storing zich heeft voorgedaan en hoe lang deze storingen in het gehele tijdsverloop geplaatst moeten worden. Niet is aangetoond dat de website van het college zo langdurig en structureel onbereikbaar was, dat eiser daarmee door het college is afgehouden van een aanvraag. De gang van zaken met betrekking tot de e-mailberichten van 28 augustus 2022 en 31 augustus 2022, waarop kennelijk niet is gereageerd door het college, leidt niet tot de conclusie dat sprake is van een actie in de richting van het college die tot het innemen van een daartoe strekken aanvraag had moeten leiden. Eiser heeft op 30 september 2022 een nieuwe melding gedaan. Na elke melding is duidelijk gemaakt wat eiser moest doen om de melding om te zetten in een aanvraag. Dit heeft hij nagelaten en de gevolgen komen voor zijn eigen rekening. Een onderbouwing van de door eiser aangevoerde persoonlijke problematiek en zijn psychische gesteldheid is niet gegeven en wat daarover is gezegd kan daarom niet leiden tot het oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden.
Niet is gebleken waarom eiser na zijn melding van 7 augustus 2023 niet eerder dan 19 november 2023 zijn aanvraag om bijstand heeft kunnen indienen. Daarom is met toepassing van artikel 44, derde lid, van de Pw bijstand toegekend per datum aanvraag en niet datum melding, aldus het college.

Beoordeling door de rechtbank

4. Eiser stelt dat er in zijn geval sprake is van bijzondere omstandigheden om de bijstand met terugwerkende kracht te verlenen. Hij heeft zich vanaf 21 juli 2022 meermaals gemeld op de website van IParticipatie om bijstand aan te vragen. Het is hem echter niet gelukt om na de zoekperiode van vier weken de melding om te zetten in een aanvraag. De website van het college functioneerde telkens niet. Op zijn vele verzoeken om de aanvraag gewoon op papier te mogen indienen werd steeds afwijzend gereageerd. Tegen hem werd gezegd dat een papieren aanvraag niet mogelijk was en dat het alleen digitaal kon worden gedaan. Tot slot stelt eiser dat er evident sprake is van bijzondere omstandigheden gelet op zijn persoonlijke problematiek en psychische gesteldheid. Dat hij dit vanwege privacy en schaamte niet verder wil toelichten, maakt dit niet anders volgens eiser.
4.1.
Uit het dossier blijkt dat eiser in het aanvraagformulier 7 augustus 2023 als gewenste ingangsdatum van de bijstandsuitkering heeft ingevuld. Eiser heeft dit desgevraagd ter zitting ook bevestigd. Gelet daarop had het college in ieder geval geen mogelijkheid bijstand toe te kennen met ingang van een datum voor 7 augustus 2023. De beoordeling kan in deze procedure daarom alleen zien op de vraag of het eiser valt te verwijten dat hij de aanvraag pas op 19 november 2023 heeft ingediend.
4.2.
Eiser heeft geen goede reden naar voren gebracht waarom het hem niet valt te verwijten dat hij pas op 19 november 2023 zijn aanvraag heeft ingediend. De gestelde persoonlijke en psychische problematiek is niet onderbouwd met (medische) stukken. Zelfs als aangenomen kan worden dat sprake is van persoonlijke en psychische problematiek bij eiser, betekent dit nog niet per se dat sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat bijstand had moeten worden toegekend per 7 augustus 2023. Niet is gebleken dat eiser vanwege deze problematiek niet al na afloop van de vier weken zoektermijn op 7 september 2023, al dan niet met behulp van derden (zoals zijn ouders), zo spoedig mogelijk een aanvraag heeft kunnen indienen. De rechtbank ziet in het dossier ook geen aanknopingspunten om te oordelen dat er redenen zijn waardoor eiser pas na ruim twee maanden na afloop van de zoektermijn, en dus ruim drie maanden na zijn melding, een aanvraag heeft kunnen indienen.
5. De rechtbank merkt ten overvloede op dat de dienstverlening en klantgerichtheid van het college, gelet op de gang van zaken naar aanleiding van eiseres melding van 21 juli 2022, verbeterd kan worden. Blijkens het dossier heeft eiser tot tweemaal toe, op 28 augustus 2022 en 31 augustus 2022, bij het college aangegeven dat hij heeft geprobeerd om een aanvraag in te dienen maar dat dit niet is gelukt vanwege een storing van de website. Het college heeft blijkbaar het e-mailbericht van 28 augustus 2022 niet ontvangen/geregistreerd maar het e-mailbericht van 31 augustus 2022 heeft het college in ieder geval wel ontvangen en geregistreerd. In het verweerschrift in bezwaar van 5 maart 2024 staat verder dat eiser ook bij zijn melding van 30 september 2022 bij de consulente heeft aangegeven dat hij zijn vorige melding niet heeft kunnen omzetten in een aanvraag omdat de website tijdelijk niet werkte. Uit het dossier blijkt echter nergens of en hoe het college dat heeft opgepakt. Of dit een omstandigheid is die aanleiding zou kunnen geven bijstand toe te kennen met ingang van de eerste of tweede melding, dus per 21 juli of 30 september 2022, kan echter in het midden blijven, nu eiser bij de aanvraag die hij uiteindelijk heeft ingediend heeft aangegeven dat hij met ingang van per 7 augustus 2023 wil aanvragen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Verspuij-Fung, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.