ECLI:NL:RBDHA:2025:8038
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op visumaanvraag, proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft eiser op 4 september 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn visumaanvraag voor Sakina Bibi. De minister van Buitenlandse Zaken, als verweerder, heeft op 13 maart 2025 de aanvraag voor een kort verblijf visum ingewilligd. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 8 mei 2025 uitspraak gedaan zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat met de inwilliging van de visumaanvraag aan het beroep van eiser is tegemoetgekomen. Hierdoor heeft eiser, gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb, geen procesbelang meer en is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft echter ook overwogen dat eiser terecht beroep heeft ingesteld vanwege het niet tijdig beslissen op zijn visumaanvraag. Daarom is de verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 453,50, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank heeft in haar beslissing het beroep niet-ontvankelijk verklaard en verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.