ECLI:NL:RBDHA:2025:8037

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
AWB 22_5392
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met ingetrokken beroep

Op 19 april 2022 heeft verzoekster een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het verblijfsdoel ‘familie of gezin’. Deze aanvraag is op 31 augustus 2022 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen. Verzoekster heeft hierop op 1 september 2022 bezwaar gemaakt en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. Op 29 mei 2024 heeft de minister op het bezwaar beslist, waarna verzoekster op 3 juni 2024 beroep heeft ingesteld. Dit beroep is gelijkgesteld met het verzoek om voorlopige voorziening. Echter, op 25 juni 2024 heeft verzoekster haar beroep ingetrokken. De voorzieningenrechter heeft vervolgens uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 22/5392
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J. Singh)
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 19 april 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel ‘familie of gezin’ ingediend. Bij besluit van 31 augustus 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster afgewezen.
Verzoekster heeft op 1 september 2022 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Daarnaast heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 29 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder op het bezwaar van verzoekster beslist.
Verzoekster heeft vervolgens op 3 juni 2024 beroep (NL24.23031) ingesteld. Op grond van artikel 8:81, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verzoek gelijkgesteld met een verzoek hangende dit beroep.
Op 25 juni 2024 heeft verzoekster haar beroep ingetrokken.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan een voorlopige voorziening alleen worden verzocht zolang er bezwaar of beroep aanhangig is.
2. Aangezien verzoekster het beroep tegen het bestreden besluit op 25 juni 2024 heeft ingetrokken, is er geen beroep meer aanhangig. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 8 mei 2025 door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P. Lukanika, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.