ECLI:NL:RBDHA:2025:8020

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
NL25.18284
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke zaak

Op 2 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende het voortduren van een maatregel van bewaring tegen een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was eerder opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op 24 oktober 2024. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting, die via telehoren werd gehouden, was eiser aanwezig vanuit het detentiecentrum in Rotterdam, terwijl zijn gemachtigde en een tolk in de rechtbank in Groningen aanwezig waren. De minister was vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende voortvarend handelt in de uitzettingsprocedure, aangezien er een vlucht voor eiser is geboekt op 9 mei 2025. De rechtbank heeft geen gronden gevonden voor het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was in de periode tussen het sluiten van het vorige onderzoek en het huidige onderzoek. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.18284
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2025 in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. S. Faber),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1.1.
De minister heeft op 24 oktober 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
1.2.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 mei 2025 met behulp van telehoren op zitting behandeld. Eiser is verschenen op het detentiecentrum in Rotterdam. De gemachtigde van eiser is verschenen op de rechtbank in Groningen. Ook is een tolk verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten en direct mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Overwegingen

2. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
3. De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al eerder getoetst, zoals blijkt uit de uitspraak van 4 april 2025 (in de zaak NL25.12377). Het gaat nu om het voortduren van de bewaring en de vraag of dat mag. Daarbij is van belang wat er na het sluiten van het onderzoek op 28 maart 2025 is gebeurd.
4. Eiser stelt dat er onvoldoende voortvarend aan de uitzetting wordt gewerkt.
4.1.
De rechtbank overweegt dat uit de voortgangsrapportage blijkt dat er sinds sluiten van het vorige onderzoek éénmaal is gerappelleerd (op 10 april 2025) en dat er op 2 en 29 april 2025 een vertrekgesprek heeft plaatsgevonden. Ook blijkt dat eiser inmiddels is geïdentificeerd door het Marokkaanse consulaat. Op zitting is gebleken dat er een laissez-passer is toegezegd en dat er een vlucht is gepland op 9 mei. Deze gang van zaken acht de rechtbank voldoende voortvarend.
4.2.
De rechtbank ziet voor het overige geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de periode tussen het sluiten van het vorige onderzoek en het sluiten van het onderhavige onderzoek op enig moment onrechtmatig was.

Conclusie en gevolgen

5. Dat betekent dus dat eiser geen gelijk krijgt en dat de bewaring mag voortduren. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2025 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt en door middel van gepseudonimiseerde publicatie openbaar gemaakt op rechtspraak.nl op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.