ECLI:NL:RBDHA:2025:802

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
NL24.37636
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende tijdelijke bescherming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 23 januari 2025, beslist de voorzieningenrechter op een verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor tijdelijke bescherming op basis van de Richtlijn 2001/55/EG, welke op 29 augustus 2024 door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen. De verzoeker had tegen deze afwijzing beroep ingesteld, maar het beroep werd kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter oordeelt dat op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als er ook een bezwaar of beroep aanhangig is. Aangezien het beroep dat aan het verzoek ten grondslag ligt, kennelijk niet-ontvankelijk is, is er op dit moment geen bezwaar of beroep meer aanhangig. Hierdoor wordt het verzoek om een voorlopige voorziening eveneens kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De verzoeker krijgt geen proceskosten vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van mr. Y. Chakur, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.37636

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. P.L.M. Stieger),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker om de rechtsgevolgen van de afwijzende beschikking op de aanvraag om tijdelijke bescherming als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG van 29 augustus 2024 op te schorten.
2. Bij besluit van 29 augustus 2024 (het bestreden besluit) is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven en heeft hij het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond verklaard. Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (kenmerk: NL24.37635).
3. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) nodigt de voorzieningenrechter de partijen niet uit voor een zitting.

Oordeel van de voorzieningenrechter

4. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb is een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk als er ook een bezwaar of beroep aanhangig is.
5. Ten aanzien van het beroep waarop het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening betrekking had, is bij uitspraak van vandaag geoordeeld dat dit beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Vastgesteld wordt dat er thans geen bezwaar of beroep meer aanhangig is.
6. Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Verzoeker krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Y. Chakur, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.