Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker
Procesverloop
Oordeel van de voorzieningenrechter
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 23 januari 2025, beslist de voorzieningenrechter op een verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor tijdelijke bescherming op basis van de Richtlijn 2001/55/EG, welke op 29 augustus 2024 door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen. De verzoeker had tegen deze afwijzing beroep ingesteld, maar het beroep werd kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter oordeelt dat op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als er ook een bezwaar of beroep aanhangig is. Aangezien het beroep dat aan het verzoek ten grondslag ligt, kennelijk niet-ontvankelijk is, is er op dit moment geen bezwaar of beroep meer aanhangig. Hierdoor wordt het verzoek om een voorlopige voorziening eveneens kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De verzoeker krijgt geen proceskosten vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van mr. Y. Chakur, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.